e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huilen (van droefheid) huilen: he jaŋktə (Genk), janken: hè jankde van drievichets (Genk), jaŋktə (Genk) Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)] III-1-4
huis, woning gedoens: gəduns (Genk), geleg: mv. ook g\\l€x  gəlēͅx (Genk), huis: hāu̯s (Genk), hoͅu̯s (Genk), woning: wuneŋ (Genk) grote woning || huis [ZND 34 (1940)] || huis of woning || woning III-2-1
huishouden huishouden: hau̯shāgə (Genk) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huislook huislook: ho.uslu.6k (Genk), houslook (Genk) donderblad, huislook [DC 46 (1971)] || vetplant op het dak III-4-3
huismus, mus mus: maĕs (Genk), messe (Genk), mus (gew.uitspr.) (Genk) huismus || mus [Willems (1885)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vliegg (Genk), vliegh (Genk) vlieg [Willems (1885)] III-4-2
huisvuil vuiligheid: voͅu̯lexheͅt (Genk), vuiligheids: voͅu̯lexheͅts (Genk) vuilnis III-2-1
huisweide dries: drīs (Genk), groeshof: grű̅əsəf (Genk) I-7
huiveren bibberen: bibberen (Genk, ... ), huiveren: hauevere (Genk, ... ), rijderen: reͅiərə (Genk), zich schudden: zex šedə (Genk) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig rijderachtig: reͅiəreͅxtəY (Genk) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2