e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keelketting, keelriem keelkettel: kē̜.lkętǝl (Genk), keelriem: kē̜.lri.m (Genk) De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26] I-10
keelpijn keelpijn: kɛ.əlpɛin (Genk) keelpijn [RND] III-1-2
keelriem keelriem: kē̜.lrī.m (Genk) Riem van de halster die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en aan weerszijden aan de kopriem bevestigd is. In plaats van een riem kan een halster ook een keelketting hebben. [JG 1a] I-10
keerdeur keerdeur: keerdeur (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Wilhelmina]) Luchtdeur waarmee men een luchtstroom van richting kan doen veranderen. [N 95, 215] II-5
keerstrook, wendakker hoofdpand: hetpa.nt (Genk), koppand: kǫppa.nt (Genk), voorling: vīǝ.leŋ (Genk) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keffen keffen: keͅffə (Genk, ... ) keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
kegel kegel: kêgel (Genk) Kegel. [Willems (1885)] III-3-2
kegelbaan baan: boan (Genk) 2. Kegelbaan, beugelbaan... III-3-2
kegels (mv.) kegels: kêgels (Genk), mɛtɛ ke.gəls wi.ərtə nəmi gəspe.əlt (Genk) Kegel. [Willems (1885)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder keller: kaller (Genk), kalər (Genk, ... ) kelder [RND], [ZND 36 (1941)] III-2-1