e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kippenvel hennenvel: henəveͅl (Genk) kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)] III-1-2
kipper culbuteur: culbuteur (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Apparaat dat mijnwagens omkeert om ze te ledigen. Het onderstel van de wagens wordt daarbij vastgezet in de ijzeren grijparmen van het toestel. Volgens een invuller uit Q 121 stond de "kiepstoel" altijd boven een bunker. [N 95, 692; N 95, 694; monogr.; Vwo 97; Vwo 262; Vwo 418; Vwo 421; Vwo 422; Vwo 866] II-5
kiskassen sterren gooien: sterren gooien (Genk), suizen: Vgl. Genk Wl.: zouze, suizen?  žause (Genk), vlammetje gooien: vlĕmke gōien (Genk) Hoe heet: met een plat steentje over het water werpen zodat het weer opspringt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
kitten de canards smeren: de canards smeren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]) De verbinding tussen twee luchtkokers dichtsmeren om te verhinderen dat er lucht ontsnapt. De invuller uit Q 15 merkt hierover op dat men op de mijn Maurits een vettige jute doek aanbracht onder de verbindingsband tussen de verschillende delen van een luchtkokertoer. [N 95, 223 add.] II-5
klaar om gebakken te worden vaardig: vē̜rǝx (Genk) Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a] II-1
klam trekken trekken: trɛkǝ (Genk) Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a] I-11
klamvaars eerste kalf: īrstǝ kalf (Genk), eerste vaars: īrstǝ vē̜rs (Genk) Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b] I-11
klappertje moesje: moske (Genk) Pistonnetje; knalpatroontje van kinderknalbuks. III-3-2
klappertjesgeweer moesjesgeweer: [Met afbeelding].  moskesgewier (Genk) Knalbuksje met moskes. III-3-2
klaproos donderbloem: donnerbloem (Genk), dǫndǝrblum (Genk), klaproos  donnerbloem (Genk), slaapkop: slopkøp (Genk), slōpkoͅp (Genk), #NAME?  slaapkop (Genk), rood ...  slopkop (Genk) klaproos [DC 48 (1973)], [ZND 01 (1922)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.] I-5, III-4-3