e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klauteren klefferen: kleffere (Genk), klefferen (Genk), kleͅfferĕ (Genk) Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)] III-1-2
klaver, algemeen klee: kli (Genk) De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.] I-5
klaveren in het kaartspel klaveren: kloavere (Genk), klaver is nachtans: kli  kloͅ.vərə (Genk) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Klaveren (in t kaartspel). III-3-2
kledij, kleren kledage: klei-ozie (Genk), klederij: klɛiəroj (Genk), klerage: kleraozjie (Genk), kleren: kleer (Genk), klēr (Genk), klĕrə (Genk) alle klederen samen || Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || klederen (mv.) || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || Kleren. Ga eens en wees zo goed, en zeg aan uw zuster dat ze de kleren van uw moeder moet afnaaien en met de borstel afborstelen [ZND 04 (1924)] III-1-3
kleedlokaal badzaal: badzaal (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De ruimte waar men zich kon verkleden en ook kon wassen blijkens woordtypen als "waskouw", "badlokaal" en "bad". Volgens de informant van Q 111 sprak men vroeger van "waskouw" en later van "badlokaal". [N 95, 7; monogr.] II-5
kleefkruid schelmenhik: sjelmehik (Genk), kleefkruid (onkruid tussen de aardappels walstro  sjelmehik (Genk, ... ) kleefkruid || kleefkruid, walstro || walstro III-4-3
kleerborstel borstel: ne borstel (Genk), kleerborstel: kleerborstel (Genk) een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)] III-1-3
kleerhanger kapstok: kapstok (Genk) Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.] II-7
kleerkast kleerkast: kleerkast (Genk) kleerkast [ZND 34 (1940)] III-2-1
kleerkist, kleerkoffer houten kist: hōtə kest (Genk), kist: kest (Genk, ... ), kleerkist: kleərkest (Genk), klērkes (Genk) Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)] III-2-1