e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuiltje koot: kūǝ.t (Genk) Het gat dat men hetzij met de schop, hetzij met de pootkruk in de grond maakt om daarin een pootaardappel te doen. Zie ook de opgaven bij het lemma Met De Schop Poten, Kuiltjes Maken. [JG 1a; add. uit N 12, 15] I-5
kuiltje (in de kin / wangen) kuiltje: keilke en de kin (Genk), keilkə ɛn də keͅn (Genk), kijlke in de kin (Genk), kuilke (Genk) een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (kuilke, kuiltje, putje). [N 106 (2001)] III-1-1
kuip kuip: kowp (Genk) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuiper kuipenmaker: kǫwpǝnmø̜̄kǝr (Genk), tonnenmaker: tǫnǝmɛ̄kǝr (Genk) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kunstenaar kunstenaar: eene kinstenēr (Genk) Kunstenaar. [Willems (1885)] III-3-2
kunstmest chimique: šǝmek (Genk) Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10] I-1
kunstmoeder kunstmoeder: kenstmudǝr (Genk) Het deel van de broedmachine waarin de kuikens opgefokt worden en dat hun de nodige warmte verschaft. [JG 1a; monogr.] I-12
kurkentrekker flessentrekker: flɛsəntreͅkər (Genk) kurketrekker III-2-1
kussensloop kusovertreksel: kēͅsiəvərtrēͅksəl (Genk, ... ), overtreksel: iəvərtreͅksəl (Genk), īvərtreͅksəl (Genk, ... ), īəvərtrēͅksəl (Genk, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kwaadspreekster klatsoor: klatsoer (Genk), kwaaitong: koitoŋ (Genk), kooi toong (Genk), ooi is kort  kooi taung (Genk) kwaadspreekster || vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4