e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nootmuskaat muskaat: mesjòt (Genk) muskaat III-2-3
nosema nosema: nosema (Genk) Ziekte die de darm van de bij aantast. De nosema-bacil is een darmparasiet of zwakteparasiet. Deze parasiet wordt in de hand gewerkt door stuifmeelgebrek. Deze bacil vormt sporen die in honing verblijven en door de bijen bij de voeding worden ingenomen. Bij hun tocht door de darm ontwikkelen deze sporen zich weer tot bacil. In de darm vermenigvuldigen ze zich zeer snel. De besmette bijen sterven dan ook al na twee à drie dagen. Bestrijding in zeer ernstige gevallen door afzwavelen en verbranden van het volk. Ook andere, chemische bestrijding is mogelijk. [N 63, 71; N 63, 71a] II-6
nummeren aanduiden: aanduiden (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Emma]), markeren: markeren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Mijnwagens met krijt voorzien van een nummer of een merkteken om ze op deze wijze te kunnen tellen. [monogr.; N 95, 677; N 95, 682] II-5
o.l.v.-hemelvaart halfoogst: half ōəst (Genk), onze-lieve-vrouw-halfoogst: OLV halfoogst (Genk), ōəs livro haləf ōəst (Genk) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-2
ochtend (vanmorgen ochtend: deize mɛrgen (Genk), deze merge (Genk), hije merge (Genk), van mèrgen (Genk), ochtend, morgen: mèrge (Genk), s morgens: smèrges (Genk), ⁄s mèrges (Genk), voormiddag: vierdenoen (Genk), viernoen (Genk) s morgens) [ZND 39 (1942)] III-4-4
ogenblikje, korte tijd, eventjes beetje: beͅtchə (Genk), eventjes: effekes (Genk), niet wat: nī wat (Genk), ogenblik: nen oogenblik (Genk) een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)] III-4-4
ohmmeter meter: meter (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Apparaat voor het doormeten van schietleidingen. [N 95, 408; monogr.] II-5
okkernoot noot: noeht, mv. nieht (Genk) noot, vrucht I-7
oksaal hoogzaal: een schoon hoogzaal  ə sxun huoszoͅəl (Genk), oksaal: e schoen oksoal (Genk), een schoen aoksaol (Genk), ə chun oͅksōl meͅt nən nauwən eͅrgəl (Genk) Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] III-3-3
oksel oksel: oͅksəl (Genk) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1