e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
polsmof mofje: mifkes (Genk, ... ) een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)] III-1-3
pommelee, appelschimmel gesteken: gǝstē̜.kǝ (Genk  [(gevlekt)]  ), pommelee: pomǝlē (Genk) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompen, vermaken veranderen: vǝranǝrǝ (Genk) Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW] II-7
pompmachinist pompist: pǫmpest (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]) De arbeider die de pompen bedient. [N 95, 136; monogr.] II-5
pompoen pronkappel: brònkappel (Genk), brónkappel (Genk) pronkappel, pompoen I-7
pompon mopje: mɛpkǝ (Genk) Kleine, bolvormige wollen of zijden versiering op het voorblad van schoenen. [N 60, 35] II-10
pompon van een muts mopje: mupkes (Genk), poes: pous (Genk) Andere versieringen? (strikken, pompons etc.)? [N 60 (1973)] || flosje (b.v. vroeger aan soldatenmuts) III-1-3
ponjaard mes: meͅs (Genk) Ponjaard. [ZND 05 (1924)] III-3-1
pooier bink: ne bink (Genk) iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 115 (2003)] III-2-2
pook ragelijzer: roxəleͅi̯zər (Genk) pook III-2-1