e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de kip tik toe, pik toe: tek tu, pek tu (Genk) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken kuikje: kęi̯kskǝ (Genk) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roer buikloop: buikloop (Genk), schijt: schijt (Genk), šęjt (Genk) Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204] II-6
roeren roeren: riere (Genk) roeren [DC 47 (1972)] III-2-3
roerzeef passe-vite: pazəvit (Genk) roerzeef, passe-vite (fr.) III-2-1
roest roest: ps. omgespeld volgens Frings.  rōͅst (Genk) roest [ZND 06 (1924)] III-4-4
roestplek ijzermaal: ijzermaol (Genk) roestplek [ZND 36 (1941)] III-2-1
roet kruis: kroͅu̯s (Genk), smok: smok (Genk) roet op kaars of op wiek van een lantaarn || rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1
rogge koren: [koren] (Genk), rog(ge): rǫgǝ (Genk) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood roggebrood: roggebroed (Genk, ... ), roggebrut (Genk), règgebroed (Genk), zwart brood: zwart brut (Genk) roggebrood [ZND 34 (1940)] || zwart brood [ZND 01u (1924)] III-2-3