e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slee ijsstoel: nen eistoel (Genk), lange oe  nən eistoel (Genk), slee: een slee (Genk), en slee (Genk), slê (Genk) Een slede (om op de sneeuw te rijden). [ZND 06 (1924)] || Een slede (waarmee de kinderen op het ijs rijden). [ZND 31 (1939)] || Slede. [Willems (1885)] III-3-2
sleedoorn slee: slie (Genk), 1) plant; 2) sleeuw (van tanden sliehoag = sleedoornhaag  slie (Genk) sleedoorn III-4-3
sleedoornhaag sleehaag: sliehoag (Genk) sleedoornhaag III-4-3
sleepbak, slede houtboot: houtboot (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg]) Een op sporen glijdende slee of bak die wordt gebruikt voor het transport van lang materiaal. [monogr.; N 95, 329] II-5
sleepruim sliepeltje: -  sliepəlkəs (Genk) sleedoorn vrucht [DC 56 (1981)] III-4-3
sleeën bet de slee varen: be de slee vaore (Genk), sleen: sleeë (Genk) met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)] III-3-2
slepen slepen: slīpə (Genk), slē.pǝ (Genk) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (sleepen) [ZND 06 (1924)] I-2, III-1-2
slepende muur naar binnen hangen: nā benǝ háŋǝ (Genk) Muur die naar binnen terugwijkt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood sleept' ('ǝt lwǫat šlęp'). [N 31, 11b; monogr.] II-9
sleper main d''oeuvre: manø̄vǝr (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Algemene benaming voor ongeschoolde, ondergrondse mijnwerkers die zich met het vervoer bezighouden. Een respondent uit Q 121 merkt dan ook op dat de sleper bijvoorbeeld niet mocht roven. [N 95, 142; N 95, 585; monogr.; Vwo 115; Vwo 373; Vwo 713] II-5
sleutel voor galerijraamklem carcansleutel: carcansleutel (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]) Sleutel waarmee de klembeugels van Toussaint-Heintzmannondersteuningen worden aangedraaid. [N 95, 760 add.] II-5