e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slot cale: kal (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]), slot: sluǝt (Genk) Onderdeel van een inschuifbare, metalen stijl. Het slot vormt de verbinding tussen de onder- en de bovenstijl en veroorzaakt, wanneer het is vastgezet, een wrijvingsweerstand die groter wordt naarmate de bovenstijl verder in de onderstijl schuift. [N 95, 310; monogr.] || Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-5, II-9
sluier sluier: sle.ər (Genk) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluif buis: bǫws (Genk), hacht: haxt (Genk) Het om beide uiteinden van de trekschei bevestigde platte, rechthoekig gebogen ijzer waaraan de trekkettingen of trekstrengen worden vastgemaakt. Zie ook de lemmata ɛtrekscheiɛ en ɛuitstekende delen van de trekscheiɛ in wld I.13, pag. 42 - 43.' [JG, 1a] II-12
sluik haar plat haar: he het zən hōr plat (Genk) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluiting aan de ovendeur grendel: grɛŋǝl (Genk), klink: klɛŋk (Genk) Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b] II-1
sluitklep valdeur: (valdeur).  valdier (Genk), valgaar: valgoar (Genk) valklep aan jongensbroek III-1-3
sluitnageltang pince clavette: pince clavette (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Werktuig dat de verbinding vormt tussen enerzijds een sleepkabel en anderzijds de te verplaatsen mijnwagens. De sluitnageltang is samengesteld uit een klem die op de kabel wordt geplaatst en een haak die aan de mijnwagens wordt bevestigd. Naarmate de wagens steeds harder aan de staart van de tang trekken, sluit deze zich door middel van een spie of sluitketting vaster om de kabel (Defoin pag. 181). [monogr.; N 95, 760 add.] II-5
sluitpin onder aan een poortvleugel pin: pen (Genk) Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c] I-6
sluitriem staartel: startǝl (Genk) Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13] I-10
sluitring rondelle: rǫndęl (Genk) Rond metalen schijfje met in het midden een gat, dat onder een moer of de kop van een schroef wordt gelegd om het drukoppervlak te vergroten. [N 54, 37c; N 100, 18 add.; monogr.] II-12