e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vingerlid lid: liēet van de kettel (Genk), liēet van de vinger (Genk) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink botvink: botfènk (Genk), botvènk (Genk), vink: vaĕnk (Genk), venk (Genk), vènk (Genk) botvink || vink [Willems (1885)] III-4-1
violier flier: flier (Genk), violier: flier (Genk) Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau I-7, III-2-1
viool viool: een viŏel (Genk), vieël (Genk), vijool (Genk), vioel (Genk) het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Viool. [Willems (1885)] III-3-2
viooltje fletje: flètsje (Genk), violetje: violetsje (Genk), viooltje: vioelke (Genk) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vis, algemeen vis: vaĕs (Genk), vès (Genk) vis [Willems (1885)] III-4-2
vishengel visgarde: visgeerd (Genk), visroede: visroeï (Genk) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] III-3-2
visnet: schepnet schepnet: schepnet (Genk) het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)] III-3-2
vissen vissen: vaessen (Genk) Visschen. [Willems (1885)] III-3-2
vissnoer lijn: lijn (Genk) een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn] [N 112 (2006)] III-3-2