e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeksriem boksband: bouksband (Genk), broeksenriem: ss. sub brók.  brókseriem (Genk) broeksriem || buiksriem III-1-3
broekzak achter revolvermaal: revolvermāōÒl (Genk) de achterzak [N 59 (1973)] III-1-3
broekzak opzij broeksenmaal: ss. sub. moal.  bróksemoal (Genk), broeksmaal: brooksma͂ol (Genk) broekzak || de broekzak opzij [N 59 (1973)] III-1-3
broer broer: brier (Genk), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  brīēr (Genk) broeder || broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] III-2-2
brokkelhoef gerande hoorn: gǝrɛŋdǝn hūǝ.rǝ (Genk) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brompot grommelaar: grommelèr (Genk), grommelpot: grommelpot (Genk) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol dop: doͅp (Genk, ... ), zingende dop: zingende dop (Genk) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] III-3-2
bron spring: spręŋk (Genk) Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8
bronstig breustig: bręstex (Genk), brīstex (Genk) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries steeg (stadig): st˙īgex (Genk) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9