e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel hooi bussel: bęsǝl (Genk) Samengebonden hoeveelheid hooi, klaar om opgeladen te worden. Het woordtype pak duidt wel op mechanische persing. De grondbetekenis van weeg is "samengedrukte massa"; de meest bekende betekenisontwikkeling is die van "witbrood". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 115c; monogr.] I-3
bussel kort stro brookbussel: brūǝ.gbɛsǝl (Genk), bussel: bɛsǝl (Genk) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4
bussel uitgedorst stro bussel: bęsǝl (Genk), schoof: sxoǝf (Genk), šō.f (Genk), strooi: strui̯ (Genk) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buurman buurmens: būərmens (Genk), gebuur: `t es van men noonk, van ooz moeder, van ŏze geboer (Genk), geboer (Genk), gebōēr (Genk), gebūr (Genk), gəbōr (Genk), gəbu.r (Genk), gəbūər (Genk), teͅs va mənə nonk, van ōzə gəbīər (Genk), tɛs van mənə noͅnk, van mə mudər, van mənə gəbur (Genk) buurman [ZND 17 (1935)], [ZND 22 (1936)], [ZND 44 (1946)] || Het is van mn oom, van mn moeder, van buurman [ZND 44 (1946)] III-3-1
buurt geburen: hè woent in de geboere (Genk), hè woent in de gebōēre (Genk) Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)] III-3-1
buurten uchteren: men heeft voor kwaad spreken en kletsen over anderen nog een speciaal woord: baore binne  ichtere (Genk) Hoe heet het gebruik in de winter s avonds bij de buren te gaan zitten praten? [ZND 22 (1936)] III-3-1
buurvrouw gebuurvrouw: geboervroo (Genk), gebūrvrou (Genk) buurvrouw [ZND 22 (1936)] III-3-1
caleidoscoop buis om te kijken: buis um te kieken (Genk), kijkbuis: Wij maakten van oud schrijfpapier een kijkbuis + spaarden de gekleurde zilverpapiertjes van bonbons en pralines.  (kiekbuis) (Genk) een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus] [N 112 (2006)] III-3-2
carambole carambole (fr.): carambol (Genk) het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen] [N 112 (2006)] III-3-2
cariës rotte tanden: rotte taan (Genk) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, rotte tanden, cariës). [N 107 (2001)] III-1-2