33579 |
erwten- of bonenranken |
vits:
rank ve boon of erwt
veds (Q003p Genk)
|
I-7
|
28247 |
etage |
panier:
panier (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
Etage van een liftkooi. Een kooi heeft meestal vier van dergelijke etages. Volgens de invuller uit Q 202 konden op de vier Oranje-Nassaumijnen 15 man per etage en in totaal 60 man per liftkooi worden vervoerd. [N 95, 86; monogr.]
II-5
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
ēͅətə (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
ète (Q003p Genk),
èète (Q003p Genk),
éttə (Q003p Genk)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
19519 |
etensketeltje |
marmietje:
mārmitšə (Q003p Genk)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
afval:
afval (Q003p Genk),
overschot:
ivərschut (Q003p Genk)
|
hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
21574 |
etiquette - <onbeschaamd persoon> |
stranterik:
wat nə stra.utərch (Q003p Genk)
|
hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18047 |
etter |
etter:
eͅtər (Q003p Genk),
materie:
mətīə.ri (Q003p Genk),
zweersel:
zwē.rsəl (Q003p Genk),
zwērsəl (Q003p Genk)
|
etter (van een wonde, enz.) [ZND 01u (1924)] || Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
lange achterhaam:
láŋǝn [achterhaam] (Q003p Genk)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
īǝ.vi (Q003p Genk)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
24314 |
everzwijn |
wild varken:
wildvaerke (Q003p Genk)
|
everzwijn
III-4-2
|