22376 |
glijbaan |
glijbaan:
/
glijboan (Q003p Genk),
reddelbaan:
/
reddelboan (Q003p Genk),
reddelberg:
reddelbaerg (Q003p Genk),
roetsj:
`n roetsj (Q003p Genk),
/
routch (Q003p Genk),
roetsjbaan:
/
roetsjboan (Q003p Genk),
schuifaf:
schuif-af (Q003p Genk),
/
schuif af (Q003p Genk),
schuif-af (Q003p Genk),
sjeifoaf (Q003p Genk),
sjijfoaf/ (Q003p Genk)
|
/ [SND (2006)] || glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || id [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || schuifaf [SND (2006)] || Schuifaf, roetsjbaan, tobogan.
III-3-2
|
30923 |
glijbies |
glijbies:
glijbies (Q003p Genk)
|
Een reep leer die aan de binnenkant van de schoen van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees, en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven. "De achternaad moet van binnen steeds met een zoogenaamde glijbies voorzien (gedekt) worden, die aan weerszijden van den naad gestikt en aan de kanten ook met de hand aangezet kan worden. Boven reikt deze glijbies tot of onder de stijve kap, onder naait men hem aan weerszijden aan de contrefortvoering vast." (Knöfel I, pag. 177). Zie afb. 22. [N 60, 18c]
II-10
|
18440 |
glijbies [wld ii.10, p. 26] |
glijbies:
glijbies (Q003p Genk)
|
Een reep leer die op dezelfde plaats loopt, maar dan aan de binnenkant van de schoen en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven? (geleibies of glijbies?) Zie tek. 18c. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
17853 |
glijden |
ritsen:
WNT: retsen, 1. Glijden, schuiven.
raĕtzen (Q003p Genk),
slibberen:
bēͅŋə slibbərə (Q003p Genk)
|
Glijden. [Willems (1885)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)]
III-1-2, III-3-2
|
18879 |
glimlachen |
glimlachen:
glimlachen (Q003p Genk),
grijnlachen:
grienlachen (Q003p Genk),
grinlaxə (Q003p Genk),
heimelijke, een-:
tes nən he͂ͅmələkən (Q003p Genk),
in zijn vuist lachen:
in zèn vaus lache (Q003p Genk)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
lichtworm:
ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299
ligweͅrm (Q003p Genk)
|
glimworm [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
28125 |
goed dak |
goede toit:
gujǝn tø̄ (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder])
|
Een goed dak laat bij het afkloppen een scherpe, helle klank horen. Het bestaat uit vaste steen. [N 95, 890]
II-5
|
34172 |
goed liggen |
goed:
gut (Q003p Genk)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
goed leistere (Q003p Genk),
goed lijste-rĕ (Q003p Genk)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
33826 |
goed uit de weg kunnend |
(het ) stapt goed:
stapt gut (Q003p Genk)
|
Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d]
I-9
|