e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glijbaan glijbaan: /  glijboan (Genk), reddelbaan: /  reddelboan (Genk), reddelberg: reddelbaerg (Genk), roetsj: `n roetsj (Genk), /  routch (Genk), roetsjbaan: /  roetsjboan (Genk), schuifaf: schuif-af (Genk), /  schuif af (Genk), schuif-af (Genk), sjeifoaf (Genk), sjijfoaf/ (Genk) / [SND (2006)] || glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || id [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || schuifaf [SND (2006)] || Schuifaf, roetsjbaan, tobogan. III-3-2
glijbies glijbies: glijbies (Genk) Een reep leer die aan de binnenkant van de schoen van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees, en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven. "De achternaad moet van binnen steeds met een zoogenaamde glijbies voorzien (gedekt) worden, die aan weerszijden van den naad gestikt en aan de kanten ook met de hand aangezet kan worden. Boven reikt deze glijbies tot of onder de stijve kap, onder naait men hem aan weerszijden aan de contrefortvoering vast." (Knöfel I, pag. 177). Zie afb. 22. [N 60, 18c] II-10
glijbies [wld ii.10, p. 26] glijbies: glijbies (Genk) Een reep leer die op dezelfde plaats loopt, maar dan aan de binnenkant van de schoen en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven? (geleibies of glijbies?) Zie tek. 18c. [N 60 (1973)] III-1-3
glijden ritsen: WNT: retsen, 1. Glijden, schuiven.  raĕtzen (Genk), slibberen: bēͅŋə slibbərə (Genk) Glijden. [Willems (1885)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)] III-1-2, III-3-2
glimlachen glimlachen: glimlachen (Genk), grijnlachen: grienlachen (Genk), grinlaxə (Genk), heimelijke, een-: tes nən he͂ͅmələkən (Genk), in zijn vuist lachen: in zèn vaus lache (Genk) hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] III-1-4
glimworm lichtworm: ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299  ligweͅrm (Genk) glimworm [ZND 01 (1922)] III-4-2
goed dak goede toit: gujǝn tø̄ (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zolder]) Een goed dak laat bij het afkloppen een scherpe, helle klank horen. Het bestaat uit vaste steen. [N 95, 890] II-5
goed liggen goed: gut (Genk) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed luisteren goed luisteren: goed leistere (Genk), goed lijste-rĕ (Genk) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
goed uit de weg kunnend (het ) stapt goed: stapt gut (Genk) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9