32888 |
haarspit |
bol:
b˙ǫl (Q003p Genk),
haarbol:
hārbǫl (Q003p Genk),
hǭrbǫl (Q003p Genk),
stek:
stęk (Q003p Genk)
|
Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.]
I-3
|
17796 |
haarstaart |
paardenstaart:
pêrdestert (Q003p Genk)
|
Haarstaart. Het los neerhangende gedeelte van het haar, als men het bijeen gebonden draagt [staart, vlecht, paardenstaart] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
17750 |
haarvlecht |
vlechtje:
vlēchkes (Q003p Genk)
|
Vlechten. Lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
17581 |
haarwrong |
kuif:
nə kof (Q003p Genk)
|
haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20782 |
haas |
haas:
hoas (Q003p Genk),
hōāëzz (Q003p Genk),
haasje:
hèèske (Q003p Genk)
|
haas [Willems (1885)] || haasje
III-4-2
|
22348 |
haasje-over |
bokkenspringen:
bokkespringe (Q003p Genk),
bokspringen:
bbok sprènge (Q003p Genk),
/
bok spengen (Q003p Genk),
bok sprenge (Q003p Genk),
bok sprège (Q003p Genk),
bok sprènge/ (Q003p Genk),
boksspringen (Q003p Genk),
haasje-over springen:
/
haaske ieversprengen (Q003p Genk)
|
/ [SND (2006)] || bok springen [SND (2006)] || bokspringen [SND (2006)] || het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag] [N 112 (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || paardje springen [SND (2006)]
III-3-2
|
18986 |
haast hebben |
haasten:
w.w.w
hooste (Q003p Genk),
spoeden:
spoeië (Q003p Genk)
|
spoeden || zich haasten
III-1-4
|
18994 |
haastig |
gehaast:
gehoest (Q003p Genk),
haastig:
hiestig (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
hoostig (Q003p Genk)
|
Grooten haast hebben [ZND 26 (1937)] || haastig [ZND 26 (1937)]
III-1-4
|
24319 |
hagedis |
hagedis:
hōͅgedis (Q003p Genk)
|
hagedis, de gewone, lacerta agilis [ZND 47 (1950)]
III-4-2
|
20776 |
hagelslag |
muizenstront:
mouzestront (Q003p Genk)
|
hagelslag
III-2-3
|