29817 |
holle steen |
dallebrik:
dalbrī̄k (Q003p Genk)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
24324 |
hommel |
hommel:
hòmmel (Q003p Genk),
ook in ZND 01, a-m
hommel (Q003p Genk)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (Q003p Genk),
kloͅt (Q003p Genk)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hond (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
hond [Willems (1885)], [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondenkot:
hondenkot (Q003p Genk),
hondskooi:
hoͅntskūi̯ (Q003p Genk)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
34567 |
hondenkar |
hondskar:
hǫnskār (Q003p Genk)
|
Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr]
I-13
|
34209 |
hondsdolheid |
razetig zijn:
(de koe is) rōzǝntex (Q003p Genk)
|
Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25]
I-11
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
hoŋər hebə (Q003p Genk)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
hongerig:
hoŋərəx (Q003p Genk)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
28524 |
hongerzwerm |
hongerzwerm:
hoŋǝrzwɛrm (Q003p Genk),
paaszwerm:
paaszwerm (Q003p Genk)
|
Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e]
II-6
|