e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtsplinter splinter: splentǝr (Genk) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm houtworm: ho.ətwerəm (Genk), hoͅ.ətwørəm (Genk), made: moͅi̯ (Genk), memel: miêmel (Genk) houtworm [Lk 01 (1953)] || houtworm, memel [ZND 38 (1942)] || wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)] III-4-2
houwer ouvrier/ovrî: ouvrier/ovrî (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Algemene benaming voor een geschoolde ondergrondse arbeider. Al naar gelang de werkzaamheden onderscheidt men verschillende soorten houwers. Zie ook de lemmata Koolhouwer, Steenganghouwer, Stutter en Schachtman, Schachthouwer. [N 95, 144; monogr.] II-5
huid koeienvel: kau̯wǝvɛlǝr (Genk), kɛi̯vē̜lǝr (Genk), vel: fael (Genk), vel (Genk, ... ), veͅl (Genk), (mv)  vɛlǝr (Genk) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] || huid, vel [N 10b (1961)] I-11, III-1-1
huidbij huidbij: hø̜jtbęj (Genk) De huidbij bevindt zich aan de buitenkant van de wintertros. De huid- of randbijen zijn de oudste bijen. [N 63, 55] II-6
huiduitslag plekken met knobbeltjes: [< vr. 29 eczeem]  plekke op ze vel met kleen knoebelkes (Genk), uitslag: [< vr. 29 eczeem]  autslag op ze vel (Genk) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)] III-1-2
huif van de huifkar huif: hǫu̯f (Genk) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hǫu̯fkār (Genk) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huig lelletje: lelleke (Genk) Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, lel(ke), ziel). [N 106 (2001)] III-1-1
huilen grijnzen: grinse (Genk), huilen: de wènd heilde èn de sjo  heile (Genk) grienen, huilen || huilen III-1-4