32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q003p Genk),
g˙afǝl (Q003p Genk)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
haak:
hōək (Q003p Genk),
puthaak:
pɛthōk (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
[ZND 32 (1939)] [ZND m]
I-7
|
17846 |
in beweging komen |
op gang geraken:
op gang geraeken (Q003p Genk)
|
In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kiste (Q003p Genk),
zerken:
zaerke (Q003p Genk)
|
de dode in de kist leggen || een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33613 |
in de moestuin werken |
hoven:
hōvə (Q003p Genk)
|
[N P (1966)]
I-7
|
28477 |
in de pap liggen |
met melk staan:
met mɛlk stuǝn (Q003p Genk)
|
Eitjes en larven worden door de werkbijen in een pap van stuifmeel, honing en water gelegd. Hierin gedijen ze zeer snel. Men zegt dan "de larven liggen in de pap, in de melk". De cellen zijn dan nog niet verzegeld. [N 63, 22c]
II-6
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
stompen:
met de vaust en de rug stoempe (Q003p Genk)
|
Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
32724 |
in de voor |
door de voor:
dūǝ.r dǝ [voor] (Q003p Genk)
|
Het paard dat een karploeg trekt, gaat "in de voor", d.w.z. door de ploeggeul. Als een zwaardere rechtse ploeg door een tweespan getrokken wordt, gaat het rechter paard (van achteren gezien) door de voor. Door de voor gaat ook het rechter wiel van een rechtse karploeg. [JG 1a; N 11A, 141b; monogr.]
I-1
|
32339 |
in duigen vallen |
verratelen:
vǝrrǭtǝlǝ (Q003p Genk)
|
Gezegd van een vat dat in stukken uiteenvalt als gevolg van het losraken van duigen en banden. [monogr.]
II-12
|
22786 |
in een beek baden |
baden:
an de bieëk boiën (Q003p Genk),
en zoals in het Franse banne
gan baoien (Q003p Genk)
|
In een beek baden. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|