33934 |
keelketting, keelriem |
keelkettel:
kē̜.lkętǝl (Q003p Genk),
keelriem:
kē̜.lri.m (Q003p Genk)
|
De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26]
I-10
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.əlpɛin (Q003p Genk)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
33931 |
keelriem |
keelriem:
kē̜.lrī.m (Q003p Genk)
|
Riem van de halster die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en aan weerszijden aan de kopriem bevestigd is. In plaats van een riem kan een halster ook een keelketting hebben. [JG 1a]
I-10
|
28188 |
keerdeur |
keerdeur:
keerdeur (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Wilhelmina])
|
Luchtdeur waarmee men een luchtstroom van richting kan doen veranderen. [N 95, 215]
II-5
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
hoofdpand:
hetpa.nt (Q003p Genk),
koppand:
kǫppa.nt (Q003p Genk),
voorling:
vīǝ.leŋ (Q003p Genk)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keͅffə (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22790 |
kegel |
kegel:
kêgel (Q003p Genk)
|
Kegel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22497 |
kegelbaan |
baan:
boan (Q003p Genk)
|
2. Kegelbaan, beugelbaan...
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
kêgels (Q003p Genk),
mɛtɛ ke.gəls wi.ərtə nəmi gəspe.əlt (Q003p Genk)
|
Kegel. [Willems (1885)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
keller:
kaller (Q003p Genk),
kalər (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk)
|
kelder [RND], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|