18000 |
kippenvel |
hennenvel:
henəveͅl (Q003p Genk)
|
kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28278 |
kipper |
culbuteur:
culbuteur (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Apparaat dat mijnwagens omkeert om ze te ledigen. Het onderstel van de wagens wordt daarbij vastgezet in de ijzeren grijparmen van het toestel. Volgens een invuller uit Q 121 stond de "kiepstoel" altijd boven een bunker. [N 95, 692; N 95, 694; monogr.; Vwo 97; Vwo 262; Vwo 418; Vwo 421; Vwo 422; Vwo 866]
II-5
|
22324 |
kiskassen |
sterren gooien:
sterren gooien (Q003p Genk),
suizen:
Vgl. Genk Wl.: zouze, suizen?
žause (Q003p Genk),
vlammetje gooien:
vlĕmke gōien (Q003p Genk)
|
Hoe heet: met een plat steentje over het water werpen zodat het weer opspringt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
28192 |
kitten |
de canards smeren:
de canards smeren (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale])
|
De verbinding tussen twee luchtkokers dichtsmeren om te verhinderen dat er lucht ontsnapt. De invuller uit Q 15 merkt hierover op dat men op de mijn Maurits een vettige jute doek aanbracht onder de verbindingsband tussen de verschillende delen van een luchtkokertoer. [N 95, 223 add.]
II-5
|
25563 |
klaar om gebakken te worden |
vaardig:
vē̜rǝx (Q003p Genk)
|
Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a]
II-1
|
34158 |
klam trekken |
trekken:
trɛkǝ (Q003p Genk)
|
Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a]
I-11
|
34159 |
klamvaars |
eerste kalf:
īrstǝ kalf (Q003p Genk),
eerste vaars:
īrstǝ vē̜rs (Q003p Genk)
|
Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b]
I-11
|
23181 |
klappertje |
moesje:
moske (Q003p Genk)
|
Pistonnetje; knalpatroontje van kinderknalbuks.
III-3-2
|
23183 |
klappertjesgeweer |
moesjesgeweer:
[Met afbeelding].
moskesgewier (Q003p Genk)
|
Knalbuksje met moskes.
III-3-2
|
24858 |
klaproos |
donderbloem:
donnerbloem (Q003p Genk),
dǫndǝrblum (Q003p Genk),
klaproos
donnerbloem (Q003p Genk),
slaapkop:
slopkøp (Q003p Genk),
slōpkoͅp (Q003p Genk),
#NAME?
slaapkop (Q003p Genk),
rood ...
slopkop (Q003p Genk)
|
klaproos [DC 48 (1973)], [ZND 01 (1922)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.]
I-5, III-4-3
|