17957 |
klauteren |
klefferen:
kleffere (Q003p Genk),
klefferen (Q003p Genk),
kleͅfferĕ (Q003p Genk)
|
Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
kli (Q003p Genk)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
kloavere (Q003p Genk),
klaver is nachtans: kli
kloͅ.vərə (Q003p Genk)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Klaveren (in t kaartspel).
III-3-2
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
klei-ozie (Q003p Genk),
klederij:
klɛiəroj (Q003p Genk),
klerage:
kleraozjie (Q003p Genk),
kleren:
kleer (Q003p Genk),
klēr (Q003p Genk),
klĕrə (Q003p Genk)
|
alle klederen samen || Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || klederen (mv.) || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || Kleren. Ga eens en wees zo goed, en zeg aan uw zuster dat ze de kleren van uw moeder moet afnaaien en met de borstel afborstelen [ZND 04 (1924)]
III-1-3
|
27668 |
kleedlokaal |
badzaal:
badzaal (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De ruimte waar men zich kon verkleden en ook kon wassen blijkens woordtypen als "waskouw", "badlokaal" en "bad". Volgens de informant van Q 111 sprak men vroeger van "waskouw" en later van "badlokaal". [N 95, 7; monogr.]
II-5
|
24576 |
kleefkruid |
schelmenhik:
sjelmehik (Q003p Genk),
kleefkruid (onkruid tussen de aardappels walstro
sjelmehik (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
kleefkruid || kleefkruid, walstro || walstro
III-4-3
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
ne borstel (Q003p Genk),
kleerborstel:
kleerborstel (Q003p Genk)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19389 |
kleerhanger |
kapstok:
kapstok (Q003p Genk)
|
Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.]
II-7
|
19677 |
kleerkast |
kleerkast:
kleerkast (Q003p Genk)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
houten kist:
hōtə kest (Q003p Genk),
kist:
kest (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
kleerkist:
kleərkest (Q003p Genk),
klērkes (Q003p Genk)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|