18600 |
korte onderbroek? |
korte onderbroek:
kortə onərbrŏ.k (Q003p Genk),
onderbroekje:
onərbrekskə (Q003p Genk)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
26630 |
kortmeel |
kort:
kǫrt (Q003p Genk)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
28601 |
kortwas |
uitgesneden raatwas:
ǫwtgǝsniǝn rǭtwas (Q003p Genk)
|
De bij het opsnoeien van de raten verkregen was. [N 63, 80b]
II-6
|
34520 |
kortwieken |
afdoen:
ǫfdun (Q003p Genk),
afknippen:
ǭfknępǝ (Q003p Genk),
afsnijden:
aǝfsnęi̯dǝn (Q003p Genk),
ǭfsnęi̯ǝ (Q003p Genk),
leewieken:
likǝ (Q003p Genk)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
23274 |
koster |
koster:
de kester (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
kɛstər (Q003p Genk)
|
koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)]
III-3-3
|
21339 |
kostganger |
kostganger:
kostgenger (Q003p Genk),
koͅsgeͅn(g)ĕr (Q003p Genk),
koͅstgäner (Q003p Genk),
logeur (<fr.):
loger (Q003p Genk)
|
een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21550 |
kostschool |
pensionaat (<fr.):
pensionaat (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
pensionaot (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
pensjenoaət (Q003p Genk)
|
kostschool [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kermenoai (Q003p Genk),
kɛrmənōͅiə (Q003p Genk),
kɛrmənōͅi̯ə (Q003p Genk),
de "carbonade Flamande"Of Vlaamse stoofkarbonade is niet hetzelfde als onze kermenoaië. De bereiding gebeurt onmiddellijk na het slachten van het varken uit spek van onder aan de zijde en andere stukjes vlees, gestoofd in eigen vet
kermenoaië (Q003p Genk),
kotelet:
kortelèt (Q003p Genk),
koͅrtəleͅtə (Q003p Genk)
|
cotelet || gebraden varkensrib (karbonade) [Goossens 1c (1955b)] || karbonade || karbonaden [Goossens 1a (1955)] || kotelet [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|
28465 |
koude bouw |
koude bouw:
kaǝ bō (Q003p Genk)
|
Manier van raten bouwen waarbij de raten met de smalle kant naar het vlieggat zijn gekeerd, dwars op het vlieggat. De term koude bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17b; N 63, 17c]
II-6
|
19276 |
koude drukte maken |
veel beschaar maken:
vel bəzar mokə (Q003p Genk)
|
veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|