e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lader chargeur: chargeur (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Winterslag, Eisden]) De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666] II-5
lading lading: lǭi̯eŋ (Genk) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage kaart(en) ijgel kaart: Eigel of voul koart.  eigel [koart} (Genk), Sub eigel: Eigel of voul koart. Ook ijgel.  ijgel [koart} (Genk) 3. Minderwaardige kaart. III-3-2
lage kachel voor de ketel met was of veevoer bereklauw: bē̜ ̞rǝklō (Genk  [(drie poten)]  ), fornuis: fǝrnās (Genk), potstoof: pǫtstōf (Genk) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6
lage, natte plekken in moeras del: dɛl (Genk), zonk: zōŋk (Genk) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lage, natte zandgrond zure grond: zurǝ grǫnt (Genk), zūrǝ grǫnt (Genk) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lam lam: la.mp (Genk), lam (Genk), lamp (Genk), laom (Genk), lōm (Genk), loͅ:m (Genk), lammetje: lɛmkǝ (Genk), lɛmǝkǝ (Genk), schaapje: šepkǝ (Genk), šø̄pkǝ (Genk), šēpkǝ (Genk) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2
lammeren lammen: lamǝ (Genk) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: lamp (Genk, ... ) lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
lampekabel lampekabel: lampekabel (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257] II-5