23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
’t lŏŏi-et vir dè mēͅssĕ (Q003p Genk),
e van mes is dof
het looit vier de mes (Q003p Genk)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
23270 |
luiden voor de mis add. |
misklok:
misklok (Q003p Genk)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
doek:
dĭĕk (Q003p Genk),
windel:
wennel (Q003p Genk),
wennəl (Q003p Genk),
wĕnəl (Q003p Genk)
|
luier (kinderdoek) [ZND 01u (1924)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] || luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)] || windel, luier
III-2-2
|
20281 |
luiermand |
kinderkorf:
ontrondingsgebied
kennerkèrf (Q003p Genk)
|
korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
19029 |
luilak |
luierik:
leerik (Q003p Genk),
leeërik (Q003p Genk),
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
leerik (Q003p Genk),
leĕrik (Q003p Genk),
luilap:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
leelap (Q003p Genk)
|
luiaard || luilak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
goed leistere (Q003p Genk),
goed lijste-rĕ (Q003p Genk),
leͅistərə (Q003p Genk)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)] || luisteren [N 10b (1961)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
lē̜n (Q003p Genk)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
20486 |
lusten |
mogen:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
maog (Q003p Genk),
mo-ēͅg (Q003p Genk)
|
lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
17696 |
maag |
maag:
moY (Q003p Genk)
|
maag [maach, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28652 |
maagdenhoning |
verse honing:
vorsǝn huǝneŋ (Q003p Genk)
|
Honing die zonder persing uit de honingraten loopt, of honing waar nog nooit broed in is geweest. Maagdenhoning is van heel goede kwaliteit. [N 63, 115a; monogr.]
II-6
|