26642 |
meelzak |
maal:
m ̇ǭl (Q003p Genk)
|
[monogr.]
II-3
|
25524 |
meelzeef |
zeef:
zēf (Q003p Genk),
zīf (Q003p Genk),
zījǝf (Q003p Genk),
zīǝ.f (Q003p Genk)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
mīērdərjarig (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
mondig:
minnig (Q003p Genk),
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
minnig (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)] || merderjarig, mondig
III-2-2
|
21273 |
meester |
baas:
heͅ ɛs fɛl mɛt vodər ɛn mudər, mɛt Pa ɛn Ma, mɛt noͅnk ɛn tant, mɛt de boͅəs ɛn gəbur, mɛt də timərman (Q003p Genk),
meester:
hēͅ hāxt ōͅn vōͅdər en mōdər, ōͅn noŋk ən tant, ōͅn də mijstər en də gəbōr, ōͅn d (Q003p Genk),
hè hilt feel van ze voader en ze moeder, van pa en moeder, van Nonk en tant, van de meester en zɛn geboeren, van de chrijnewerreker (Q003p Genk),
meestər (Q003p Genk),
mi.əstər (Q003p Genk)
|
(school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
28066 |
meester-opzichter |
chef-porion:
chef-porion (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Op elke verdieping is een chef-opzichter of meester-opzichter aangesteld. Hij voert het bevel over de opzichters. [N 95, 127; monogr.; N 95, add.; Vwo 235]
II-5
|
28006 |
meesterhouwer |
chef ouvrier:
chef ouvrier (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Leider van een groepje arbeiders. Hij heeft veelal het toezicht over de nachtdienst. Volgens de informant van Q 15 kon de meesterhouwer toegevoegd worden aan een opzichter in de afdeling. Hij was dan meesterhouwer-hulpopzichter. Ook een vervoersregelaar-telefonist kon een meesterhouwer zijn. Zie ook het lemma Regelaar Vervoer. [N 95, 149a; monogr.; div.]
II-5
|
22496 |
meetje steken |
schraampje schieten:
schrampke schiete (Q003p Genk),
schraampje zaaien:
Men moet wel tussen de klènge blijven.
sjriemke zooië (Q003p Genk),
Wie het dichtst bij de lijn of op de lijn lag, won de inzet.
sjriemke zooie (Q003p Genk)
|
*Schraampje zaaien: Lijntje gooien, met een geldstuk proberen op een lijn (het scho.rrem de schraam, z. ald.) te werpen, op ± 4 m. van de speler-werper verwijderd. || het spel waarbij men centen werpt in een bepald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken] [N 112 (2006)] || Spel om met een geldstuk vanop een zekere afstand het dichtst bij de meet te meet [sic] te gooien.
III-3-2
|
22929 |
meetje steken add. |
kling:
Mv. klènge.
klèng (Q003p Genk)
|
Haakse strepen op de meet, waartussen men moest blijven met zijn worp bij het sjriemke zooië.
III-3-2
|
28868 |
meetlint |
centimeter:
centimeter (Q003p Genk),
lintmeter:
lintmeter (Q003p Genk)
|
Een oprolbaar ± 150 cm lang meetlint, vervaardigd van linnen en inwendig van koperdraad voorzien om het rekken of krimpen tegen te gaan (Gerritse, pag. 21). Zie afb. 2. [N 59, 2; N 62, 69]
II-7
|
24210 |
meeuw algemeen |
meeuw:
miehf (Q003p Genk),
mieëvv (Q003p Genk)
|
meeuw [Willems (1885)]
III-4-1
|