e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met vuur spelen met vuur spelen: gevaorlik met viēer te spiēĕle (Genk), met vier spie-ele es gevaorlek (Genk) Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-3-2
metselaar metser: mɛtsǝr (Genk) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metsen: mɛtsǝ (Genk) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metselkoord metskoord: mɛtskōrt (Genk) Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.] II-9
metselstenen bevochtigen nat maken: nāt mākǝ (Genk) Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a] II-9
metselzand kiezel: kīzǝl (Genk), metszand: mɛts˲zant (Genk), scherp zand: šɛrǝp ˲zant (Genk), scherpe zand: šɛrpǝ zant (Genk), vette zand: vɛtǝ zant (Genk), zand: zant (Genk), zavel: zōvǝl (Genk) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
meubelmaker meubelenmaker: mībǝlǝmē̜kǝr (Genk) Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.] II-12
meubelstuk, meubel meubel: miəbəl (Genk) meubel III-2-1
mevrouw madam (<fr.): Pieteke, gèef madamm ins e choen henneke (Genk), pīr geͅf mədam ɛns ə šun heͅŋtšə (Genk), pīr, gēͅf mədam əs ə šuən heͅntšə (Genk) Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)] III-3-1
middag (s middags) middag: middag (Genk), middig (Genk), noen: noen (Genk, ... ), nŏĕn (Genk), s achters: sachteres (Genk), ⁄s achteres (Genk), s namiddags: snomiddigs (Genk), s noens: snoenes (Genk), tachteren: z.o. sachteres.  tachtere (Genk) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND], [ZND 38 (1942)] || s middags III-4-4