e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middagdienst, late dienst middagpost: middagpost (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden, Zwartberg]) De werktijd van ''s middags 2 uur tot ''s avonds 10uur. Volgens Defoin (pag. 209) wordt de namiddagdienst in de pijlers waar de kolenwinning tijdens de morgendienst geschiedt, besteed aan het verplaatsen van de installaties en de nachtdienst aan de dakbreuk. In die waar de kolenwinning tijdens de namiddagdienst geschiedt, verricht men de verplaatsing van de installaties in de nachtdienst en de dakbreuk in de volgende morgendienst. Voor de middagdienst had men, volgens de informant van Q 15, een driekantige penning. Zie ook het lemma Controlepenning. [N 95, 117; monogr.; Vwo 509; Vwo 510; Vwo 807] II-5
middagdutje noenslaap: noenslòp (Genk), ungerste: innerste (Genk) middagdutje III-1-2
middagdutje doen noenslapen: noenslòppe (Genk), ungerste slapen: innerste sloape (Genk), innerste slouppe (Genk), innerste slòppe (Genk) Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] || middagslapen III-1-2
middagdutje doen (b) ik ga peunen: ich goân peune (Genk) Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middagmaal eten: èète (Genk), ɛətən (Genk), noen, de -: noen (Genk), nun (Genk), noeneten: zowel w.w. als z.nw.  noenèète (Genk) middageten || middagmaal || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)] III-2-3
middelste kegel koning: groot hoedjesaccent op de ie  de kiening (Genk) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelvinger middelste vinger: middelste vinger (Genk) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard pens: pɛ̄.ns (Genk), romp: ro.mp (Genk) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden banden: bɛ̄n (Genk), domringen: dumreŋ (Genk), ringen: (enk)  reŋk, re̜ŋk (Genk) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
midvoor centervoor: seͅntərvēr (Genk) Midvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2