18221 |
pronken |
strontsen:
likt doa te stronse (Q003p Genk)
|
Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plaum (Q003p Genk),
ploum, plijmkə (Q003p Genk)
|
Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
28551 |
propolis |
bijenhars:
bijenhars (Q003p Genk),
voorwas:
voorwas (Q003p Genk)
|
Harsachtige stof waarmee de werkbijen alle openingen en naden van hun woning dichtkitten tegen tocht, kou en waterdamp. De propolis wordt ook gebruikt om te effenen en raten te versterken. De werksters halen deze stof uit bloemknoppen en harsdruppels van naaldbomen. Zelfs verf, teer of asfalt kunnen er de grondstof voor zijn. [N 63, 53a, N 63, 53b; Ge 37, 141; monogr.]
II-6
|
22310 |
proppenschieter |
floptoet:
floptoet (Q003p Genk),
klots:
klots (Q003p Genk),
/
klots (Q003p Genk),
klots/ (Q003p Genk),
werd klots genoemd omdat het van klotsenhout werd gemaakt.Vlierhout is in t Genker klotsenhoot
klots (Q003p Genk)
|
/ [SND (2006)] || id minder gebruikt. [SND (2006)] || Kinderspeelgoed gemaakt van vlierhout. || proppenschieter [SND (2006)]
III-3-2
|
20456 |
prostituée |
hoerenjong:
hoerejoenk (Q003p Genk),
mannengerief:
mannegerief (Q003p Genk)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schapraai:
šəprōi̯ (Q003p Genk)
|
een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)]
III-2-1
|
18403 |
pruik |
toupetje (<fr.):
toupêttje (Q003p Genk)
|
Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20911 |
pruim |
eierpruim:
eerproume (Q003p Genk),
dikke, blauwe
eerproume (Q003p Genk),
priestertje:
wilde blauwe pruimen
priesterkes (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
pruim:
prouim (Q003p Genk),
proujm (Q003p Genk),
proum (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
reine claude (fr.):
ringeloette (Q003p Genk),
soort pruimen
ringeloette (Q003p Genk)
|
[ZND 34 (1940)]pruim || pruim, reine claude || pruim, soort || reine-claude
I-7
|
20568 |
pruimen |
sjieken:
sjiekke (Q003p Genk)
|
pruimen
III-2-3
|
28207 |
pruimtabak |
sjiektabak:
sxektabak (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder])
|
Tabak die geschikt is om gepruimd te worden. De mijnwerker gebruikte pruimtabak ondergronds ter vervanging van de sigaret. Volgens Dieteren 1984 (pag. 60) stopten de mijnwerkers in het begin van de Limburgse mijnbouw pruimtabak achter hun kiezen als bescherming tegen het gevaarlijke stof. [N 95, 965]
II-5
|