19493 |
roken |
dompen:
dompə (Q003p Genk)
|
dampen, roken
III-2-1
|
32823 |
rol, cylinder |
wel:
wɛl (Q003p Genk)
|
Het rollend gedeelte van de landrol. [JG 1a; N 11A, 184a; monogr.]
I-2
|
32834 |
rollen |
toewellen:
t˙ǫu̯[wellen] (Q003p Genk),
trullen:
trilǝ (Q003p Genk),
wellen:
wɛlǝ (Q003p Genk)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-11, I-2
|
22443 |
rommelpot |
foekepot:
foekepot (Q003p Genk)
|
de pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33473 |
rond gat boven in de schuurgevel |
lochtkot:
loxtkūǝt (Q003p Genk)
|
Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153]
I-6
|
20705 |
rond wittebrood |
mik:
mik (Q003p Genk)
|
rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
27918 |
rondhout van een platte kant voorzien |
een platte kant aankappen:
een platte kant aankappen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder])
|
Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.]
II-5
|
27525 |
rondleiding |
het visite rondleiden:
het visite rondleiden (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.]
II-5
|
33012 |
rondom zaaien, rondom het stuk zaaien |
rondom het stuk (zaaien):
rǫ.ndǝm t stęk (Q003p Genk)
|
Er zijn boeren die maar met één hand zaaien. Zij hebben ofwel de vaardigheid van het zwaaien niet in beide handen, ofwel willen liever niet na elke baan de arm waarmee ze het zaaikleed ophouden, wisselen. Zij kunnen niet langs dezelfde strook terugkeren, maar moeten bij het zaaien rondom de akker gaan, in steeds kleinere kringen. Deze handeling is hier bedoeld. [JG 1a; monogr.]
I-4
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
rondlopen:
rontlēpən (Q003p Genk),
rondschooieren:
rondschujeren (Q003p Genk)
|
ronddolen [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|