e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
trullen aftrekken, uitwinnen:   trullen (Overrepen), de berg afrollen:   de berig aëf trullen (Overpelt), trulle (Sint-Lambrechts-Herk), trullen (Kwaadmechelen), try(3)̄lə (Opgrimbie), trølt (Rotem), van den berg trullen (Neerpelt), #NAME?  trillen (Opoeteren), B.v. ich trulde hals uever kop de berg af.  trullen (Beringen), B.v. steen.  trølt de berg af (Dilsen), Stilletjes voortduwen.  trillen (Bree), hoepelen:   trille (Stokrooie), trulen (Lauw), trulle (Heers), knikkers laten rollen:   kuutje trule (Alken), móa.jjes lòeëte} trulle (Gors-Opleeuw), peͅtjə trelə (Opglabbeek), treülen (Eksel), trille (As), trolle (Jeuk), trulle (Bilzen, ... ), trullen (Diepenbeek, ... ), trullë (Hoeselt, ... ), trélle (Bilzen), trölə (Eksel), trølə (Niel-bij-St.-Truiden), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  trullen (Heers), B.v. Hij trulde de huven (knikkers) achterie-j-en wèg.  trullən (Achel, ... ), Hij trulde de knikkers achtereen weg.  trølə (Hamont), Met Pasen gingen de jong (kinderen) vroeger eikes (eitjes) trullen.  trølən (Lommel), WNT trullen II, Kil. trillen, drillen, rotare, volvere, tornare, Oh. Gloss., R. T. en C.V. trullen naar beneden glijden of vallen, Rijnl. trullen, trollen ein Fass irgendwohin kollern, Kemp. trole. Dupont (L.B. XIV, pag. 97) leidt het af uit *truzlian blijkens Westfaals trûseln langzaam rollen, E. to trill, Zwe. trilla. A.P. De Bont daarentegen (in: "Een duister woord", T.T. VII, 1955, pag. 25-26) van *trendelen (bijvorm van drentelen), laatmhd. trendeln zich draaien, mnd. trende(le)n ronddraaien, as. â-trendlian rollen, mhd. trendel bol, tol; dit *trendelen > *trenlen > *trellen > trullen (ronding onder invloed van de t) > Hass. trille.  trille (Hasselt), WNT trullen II, Kil. trillen, drillen, rotare, volvere, tornare, Oh. Gloss., R., T. en C.V. trullen naar beneden glijden of vallen, Rijnl. trullen, trollen Ein Fass irgendwohin kollern, Kemp. tröle.  trulle (Zonhoven), kopjeduikelen:   trylə (Kinrooi), opbollen:   trølǝ (Genk), rollen:   trelǝ (Spalbeek, ... ), trilǝ (Genk), trylǝ (Borgloon, ... ), trȳlǝ (Zepperen), trølǝ (Diepenbeek, ... ), vooroverduikelen:   trylə (Kinrooi) I-11, I-4, II-1, III-1-2, III-3-2