25581 |
opbollen |
bollen maken:
bø̜l mākǝ (Q202p Eys, ...
L318b Tungelroy),
bolletjes maken:
bølkes mākǝ (Q018p Geulle),
brood maken:
brōt mǭkǝ (Q180p Mal),
het deeg vormen tot bollen:
het deeg vormen tot bollen (Q030p Schinveld),
in de bol zetten:
en dǝ bol zetǝ (Q035a Rumpen),
in de opbol leggen:
en dǝ opbǫl lęgǝ (L269p Blerick),
kluiten maken:
klytǝ mākǝ (L164p Gennep),
kluitjes maken:
kløtšǝs mǫakǝ (P176a Melveren),
op de bol zetten:
op dǝ bǫl zętǝ (L163p Ottersum),
ǫp dǝ bǫl zøtǝ (L317p Bocholt),
opbollen:
oboln (K278p Lommel),
obolǝ (Q072p Beverst),
opbollen (P176b Bevingen, ...
L269p Blerick,
Q193p Gronsveld,
Q036p Nuth,
Q198b Oost-Maarland,
Q015p Stein),
opbolǝ (L383p Melick, ...
L270p Tegelen),
opbōlǝn (P176b Bevingen),
opbǫlǝ (L250p Arcen, ...
Q019p Beek,
Q035p Brunssum,
Q113p Heerlen,
L291p Helden,
L330p Herten,
Q187a Heugem,
L292p Heythuysen,
L269a Hout-Blerick,
Q121p Kerkrade,
K359p Koersel,
L432a Koningsbosch,
L377p Maasbracht,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
Q180p Mal,
L265p Meijel,
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
Q099q Rothem,
P176p Sint-Truiden,
Q020p Sittard,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
Q097p Ulestraten,
L271p Venlo,
Q112p Voerendaal,
Q204p Wittem),
opbǫlǝn (L163p Ottersum),
ǫbǫlǝ (Q002p Hasselt, ...
Q082p Munsterbilzen,
Q012p Rekem,
P177p Zepperen),
ǫpbǫlǝ (P056p Stokrooie),
opdegen:
opdē̜gǝ (Q203p Gulpen),
opdraaien:
opdri-jǝ (Q038p Amstenrade, ...
Q197p Noorbeek),
opkneden:
opknē̜ (Q028p Jabeek),
opmaken:
opmākǝ (Q021p Geleen, ...
L372p Maaseik),
opmāxǝ (Q121c Bleijerheide),
opmǭkǝn (Q198b Oost-Maarland),
opmǭǝkǝ (Q198p Eijsden),
ǫpmākǝ (P056p Stokrooie),
oprollen:
oprǫlǝ (L414p Houthalen, ...
L163p Ottersum),
uprǫlǝ (K314p Kwaadmechelen),
opwerken:
opwerkǝ (P176p Sint-Truiden),
opwęǝrǝkǝ (Q193p Gronsveld),
opwɛ̄rkǝ (L312p Neerpelt),
ǫpwęrǝkǝ (Q002p Hasselt),
opzetten:
opsętsǝn (Q121p Kerkrade),
opzętzǝ (Q121e Kaalheide),
opzɛtǝ (Q204p Wittem),
rollen:
rǫlǝ (Q121c Bleijerheide, ...
Q035p Brunssum,
L318b Tungelroy),
rond maken:
roŋk mākǝ (Q117a Waubach),
ronden:
ronjǝ (Q038p Amstenrade),
tot bollen maken:
tot˱ bø̜l mākǝ (L163p Ottersum),
trullen:
trølǝ (Q003p Genk)
|
Bollen van de potaarde maken om ze in de plaats te werpen waar ze getrapt moeten worden. [N 49, 8b] || De afgewogen deegstukken opbollen. Het opbollen dient om een mooie ronde bol te verkrijgen, waardoor het vormen van het brood veel gemakkelijker kan geschieden, dan wanneer men dit van het direct afgewogen stuk moet doen (Schoep blz. 99). Verder dient het om de fijnheid van rijs te beïnvloeden en de kleefstof soepeler te maken. Het opbollen kan met de hand of machinaal plaatsvinden. [N 29, 34; N 29, 30b; monogr.]
II-1, II-8
|