e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rollen (haver) de nak breken: dǝ nak˱ brē̜kǝ (Sittard), (haver) kreuken: krø̄ǝkǝ (Margraten), (haver) platwellen: plat[wellen] (Horst, ... ), (rogge) knakken: knákǝ (Lottum), aanwellen: áwɛ ̝lǝ (Horst), bet panden wellen: bę pɛ̄n [wellen] (Gelinden), bǝ pān [wellen] (Buvingen), bet vollen varen: bę vǫlǝ vǭǝ.rǝ (Vliermaalroot), bet vollen wellen: bę vǫlǝ [wellen] (Berlingen, ... ), bǝ vǫlǝ [wellen] (Gors-Opleeuw, ... ), daalwellen: dǭ.lwɛlǝ (Godschei), dichtwellen: dextwɛlǝ (Middelaar, ... ), draaien: dirɛ̄i̯ǝ (Overpelt), draaien (Einighausen), druǝ (Halen), drē̜i̯ǝ (Ophoven), drē̜jǝ (Maaseik, ... ), drē̜n (Lummen), drē̜ǝ (Donk, ... ), dręi̯jǝ (Haelen), dręjǝ (Lanklaar, ... ), drīǝnǝ (Waubach), drɛi̯jǝ (Boshoven, ... ), drɛi̯ǝ (Kinrooi, ... ), drɛjǝ (Herten, ... ), drɛn (Sint-Truiden), drɛǝjǝ (Stevoort), drɛ̄i̯jǝn (Beringen), drɛ̄i̯ǝ (Meijel), gelijkwellen: gǝlikwɛlǝ (Mook), keren: kirǝ (Lummen), koren wellen: kǭrǝ [wellen] (Aijen, ... ), met banen wellen: męt˱ bǭnǝ wɛlǝ (Millen), met een vol wellen: męt˱ ęn vǫl wɛ ̝lǝ (Lottum), met pleinen wellen: męt plęnǝ wɛlǝ (Diets-Heur), met twee vollen wellen: met twē vǫlǝ wɛlǝ (Ottersum), met vollen varen: męt ˲vǫlǝ vő̜̄rǝ (Henis), męt ˲vǫlǝ vǭ.rǝ (s-Herenelderen  [(als de grond erg droog is)]  ), męt ˲vǫlǝ vǭrǝ (Kanne), met vollen wellen: met vollen wellen (Grote-Spouwen), met ˲vǫlǝ [wellen] (Aijen, ... ), męt ˲valǝ [wellen] (Hees, ... ), męt ˲volǝ [wellen] (Millen, ... ), męt ˲vǫlǝ [wellen] (Bilzen, ... ), met vols wellen: męt ˲vǫls wɛlǝ (Heesveld-Eik), met volten wellen: męt ˲vǫltǝ wɛlǝ (Waltwilder), met één vol wellen: met˱ ēn vǫl wɛlǝ (Ottersum), neertrekken: nērtrɛkǝn (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), neerwellen: nēr[wellen] (Cadier, ... ), nērwɛlǝ (Meeswijk), ombruien: ombruien (Noorbeek), omdraaien: umdrǫwǝ (Tessenderlo), ømdrii̯ǝ (Noorbeek, ... ), ømdrē̜jǝn (Hamont), ømdrē̜n (Beringen), ømdręjǝ (Neerpelt), ømdręǝn (Linkhout), ømdrɛi̯jǝ (Smeermaas), ømdrɛjǝ (Velden), ømdrɛ̄n (Meldert), ø̜mdrē̜ (Romershoven), ǫmdrējǝ (Bree, ... ), ǫmdrē̜ (Rosmeer), ǫmdrē̜jǝ (Melick), ǫmdrīǝ (Klimmen), omgooien: omgūjǝ (Maaseik), omleggen: ǫmlɛgǝn (Achel), omrollen: ømrǫlǝ (Borlo, ... ), ø̜mrǫlǝ (Boekend, ... ), ǫmrǫlǝ (Peer), omtrullen: ymtrylǝ (Zelem), ømtrø̜lǝ (Epen), ǫm˲drǫlǝ (Stokkem), omwentelen: ǫmwentjǝlǝ (Nunhem), op de rug draaien: ǫb˱dǝ rex drē̜jǝ (Gelieren Bret), ǫp dǝ ryx dręǝ (Oud-Waterschei), ǫp dǝ rø̜k drē (Sittard), ǫp dǝ rø̜k dręjǝ (Neerharen), op de rug leggen: ǫpǝ røk lɛgǝ (Vlodrop), op de rug trekken: ǫp dǝ rø̜k trɛkǝ (Tungelroy), op gen rug werpen: ǫp gen rø̜k wɛrǝpǝ (Mechelen), op panden wellen: op pɛ̄n [wellen] (Hopmaal), ǫp pɛ̄n [wellen] (Heers  [(3 of 4 vollen)]  ), op vollen varen: ǫp ˲vǫlǝ vǭ.rǝ (Overrepen), over de ander wellen: ø̄.vǝr d ã.nǝr wɛlǝ (Diepenbeek), over haar rug draaien: ȳǝvǝr dǝr rø̜q drīǝ (Klimmen), rollen: rollen (Einighausen), rølǝ (Boekt Heikant), rōlǝ (Eisden, ... ), rǫlǝ (Baarlo, ... ), rǫlǝn (Roosteren, ... ), rondrijden: rǫ.ntrē̜ǝ (Kermt), rǫntrē̜ǝ (Zelem), rondvaren: rõ̜.nt˲vǭ.rǝ (Wellen), rondwellen: rǫntwɛlǝ (Loksbergen, ... ), toewellen: tsou̯.[wellen] (Simpelveld), tu[wellen] (Aijen, ... ), táu̯[wellen] (s-Herenelderen), tǫu̯[wellen] (Oost-Maarland, ... ), tǭ[wellen] (Diepenbeek), t˙ǫu̯[wellen] (Cadier, ... ), trullen: trelǝ (Spalbeek, ... ), trilǝ (Genk), trylǝ (Borgloon, ... ), trȳlǝ (Zepperen), trølǝ (Diepenbeek, ... ), twee sporen laten liggen: twiǝ spő̄rǝ lōǝtǝ legǝ (Loksbergen), vastwellen: vastwɛlǝ (Opglabbeek), vollen: vǫlǝ (Heks), vollen wellen: vǫlǝ wɛlǝ (Gutschoven), walsen: walsǝ (Waubach), wellen: węlǝ (Heppen, ... ), węlǝn (Kwaadmechelen, ... ), wɛ ̝lǝ (America, ... ), wɛlǝ (Aalst, ... ), wɛlǝ(n) (Hamont, ... ), wɛlǝn (Achel, ... ), w˙ɛ ̝lǝ (Simpelveld), w˙ɛlǝ (s-Gravenvoeren, ... ), wentelen: wensǝlǝ (Tegelen), wentjǝlǝ (Ell, ... ), wenzǝlǝ (Holtum), wenšǝlǝ (Maasmechelen, ... ), wē̜nžǝlǝ (Hoeselt), winterkoren wellen: wentjǝrkǭrǝ wɛlǝ (Heythuysen), zich rollen: zich rollen (Rotem), één spoor laten liggen: iǝn spő̄r lōǝtǝ legǝ (Loksbergen) De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-11, I-2