29040 |
bijsnijden |
het lijnen snijden:
het lijnen snijden (Q003p Genk)
|
Het op maat snijden van de binnenvulling van een colbert. [N 59, 110]
II-7
|
21102 |
bijten |
bijten:
1a-m
bijte(n) (Q003p Genk),
bijten (Q003p Genk)
|
bijten [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
29948 |
bikbijltje |
bijltje:
bęjlkǝ (Q003p Genk)
|
Tweesnijdend bijltje met kort handvat om oude stenen schoon te kappen. Zie ook afb. 9. Het verwijderen van oude specieresten van metselstenen werd in Q 116 'afbikken' ('āf˱bekǝ') genoemd. [N 30, 15c]
II-9
|
22705 |
bikkel(s) |
bikkel:
/
bieghels (Q003p Genk),
bikkels (Q003p Genk),
karmellen (scherts.):
Dit werd zo thuis in de Grotestraat genoemd,had ook andere namen in Genk die mij niet meer bekend zijn.
kermelle (Q003p Genk)
|
/ [SND (2006)] || ? [SND (2006)] || ??? [SND (2006)]
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
bikkelen:
bikkele (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
bikkelen (Q003p Genk),
/
bikkele/ (Q003p Genk),
bochelen?:
/
boggelen (Q003p Genk)
|
/ [SND (2006)] || 2. AN Met bikkels spelen. || Bikkelen. [Willems (1885)] || Kunt gij bikkelen? (meisjesspel: met de bikkels spelen, met de kootbeentjes, Fr. jouer aux osselets). [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bats (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
bil:
bel (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] || Een bil (bats, bil) [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9, III-1-1
|
22551 |
biljarten |
biljarten:
bieljaare (Q003p Genk)
|
Biljarten.
III-3-2
|
34086 |
billen |
broek:
brǫk (Q003p Genk)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
bęnǝbīǝr (Q003p Genk)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
schuurdeur:
[schuur]diǝr (Q003p Genk)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|