19894 |
slot |
cale:
kal (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale]),
slot:
sluǝt (Q003p Genk)
|
Onderdeel van een inschuifbare, metalen stijl. Het slot vormt de verbinding tussen de onder- en de bovenstijl en veroorzaakt, wanneer het is vastgezet, een wrijvingsweerstand die groter wordt naarmate de bovenstijl verder in de onderstijl schuift. [N 95, 310; monogr.] || Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-5, II-9
|
18630 |
sluier |
sluier:
sle.ər (Q003p Genk)
|
sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32235 |
sluif |
buis:
bǫws (Q003p Genk),
hacht:
haxt (Q003p Genk)
|
Het om beide uiteinden van de trekschei bevestigde platte, rechthoekig gebogen ijzer waaraan de trekkettingen of trekstrengen worden vastgemaakt. Zie ook de lemmata ɛtrekscheiɛ en ɛuitstekende delen van de trekscheiɛ in wld I.13, pag. 42 - 43.' [JG, 1a]
II-12
|
17577 |
sluik haar |
plat haar:
he het zən hōr plat (Q003p Genk)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25505 |
sluiting aan de ovendeur |
grendel:
grɛŋǝl (Q003p Genk),
klink:
klɛŋk (Q003p Genk)
|
Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b]
II-1
|
18542 |
sluitklep |
valdeur:
(valdeur).
valdier (Q003p Genk),
valgaar:
valgoar (Q003p Genk)
|
valklep aan jongensbroek
III-1-3
|
28305 |
sluitnageltang |
pince clavette:
pince clavette (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Werktuig dat de verbinding vormt tussen enerzijds een sleepkabel en anderzijds de te verplaatsen mijnwagens. De sluitnageltang is samengesteld uit een klem die op de kabel wordt geplaatst en een haak die aan de mijnwagens wordt bevestigd. Naarmate de wagens steeds harder aan de staart van de tang trekken, sluit deze zich door middel van een spie of sluitketting vaster om de kabel (Defoin pag. 181). [monogr.; N 95, 760 add.]
II-5
|
33460 |
sluitpin onder aan een poortvleugel |
pin:
pen (Q003p Genk)
|
Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c]
I-6
|
33957 |
sluitriem |
staartel:
startǝl (Q003p Genk)
|
Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13]
I-10
|
32077 |
sluitring |
rondelle:
rǫndęl (Q003p Genk)
|
Rond metalen schijfje met in het midden een gat, dat onder een moer of de kop van een schroef wordt gelegd om het drukoppervlak te vergroten. [N 54, 37c; N 100, 18 add.; monogr.]
II-12
|