32776 |
aanspanningspunt, kam van de eg |
klink:
klę.ŋk (Q003p Genk),
ring:
rę.ŋk (Q003p Genk)
|
Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.]
I-2
|
18887 |
aanstaan |
gaden:
dat zal heͅm gojə (Q003p Genk),
hoeks zijn:
huks ˲zęn (Q003p Genk)
|
Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)] || Gezegd van de hoeken van een bouwwerk, wanneer deze na het uitmeten definitief vastgesteld zijn. In Q 83 werd de term 'aanstaan' in een iets andere betekenis gebruikt. Zodra de muren van een huis in aanbouw een eerste maal gemetseld waren en het grondplan zodoende vastlag, werden de uitzetplanken verwijderd. Men zei dan dat het huis 'aanstond'. [N 31, 10a; monogr.]
II-9, III-1-4
|
28227 |
aansteker |
aansteker:
aansteker (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Inrichting voor het ontsteken van een veiligheidslamp. Al naar gelang het fabrikaat van de lamp, worden verschillende soorten aanstekers toegepast. Bij de veiligheidslamp van Wolf bijvoorbeeld wordt een systeem gebruikt waarbij van fosfor voorziene stroken tot ontbranding worden gebracht. Andere lampen werken met vuursteentjes die door middel van een aan de onderzijde van de lamp aangebrachte draaiknop vonken voortbrengen (Heise/Herbst pag. 122-123). [N 95, 246; monogr.]
II-5
|
21773 |
aansteller |
iemand die zich aanstelt:
iemand die zich aanstelt (Q003p Genk)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
28519 |
aanvliegen |
aanzetten:
ǭnzętǝ (Q003p Genk)
|
Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35]
II-6
|
28378 |
aanvoerband |
meco pilier:
meco pilier (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Bandtransporteur voor de aanvoer van materialen. Het woordtype "h.t." (L 265, Q 33 ) is een afkorting voor houttoevoer(band). [N 95, 636]
II-5
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
hek (Q003p Genk)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
30115 |
aanzetsteen |
eerste brik:
īrstǝ brīk (Q003p Genk)
|
De eerste steen aan elk van de uiteinden van een boog. [N 32, 19c; monogr.]
II-9
|
20977 |
aanzetten |
aanzetten:
ǭnzętǝn (Q003p Genk)
|
Het toenemen van de raat of het groeien van het was na het begin. [N 63, 16b; N 63, 16c]
II-6
|
22783 |
aap |
aap:
āāp (Q003p Genk),
nən aop (Q003p Genk),
oap (Q003p Genk)
|
Aap. [Willems (1885)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|