28174 |
uittrekkende schacht, uitstromingsschacht |
put twee:
put twee (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Waterschei]),
uitgaande schacht:
uitgaande schacht (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale])
|
De schacht waarlangs de verbruikte lucht het ondergronds gedeelte van de mijn verlaat. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Intrekkende Schacht en Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 206; monogr.]
II-5
|
29925 |
uitvoerder |
ploegbaas:
plux˱bās (Q003p Genk)
|
Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.]
II-9
|
17705 |
uitwerpselen |
stront:
stront (Q003p Genk)
|
uitwerpselen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
28560 |
uitwerpselen van de bij |
bijendrek:
bęjǝndrɛk (Q003p Genk)
|
Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b]
II-6
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koestront:
kǫu̯strǫnt (Q003p Genk)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
ǭ.f˲zętǝ (Q003p Genk)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
30051 |
uitzetplanken |
plankjes:
plɛŋkskǝs (Q003p Genk)
|
De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c]
II-9
|
27762 |
uitzetten |
uitzetten:
uitzetten (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
, ... [Zolder]
Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
Gezegd van het dak, wanneer het doorbuigt door de druk van bovenaf. [N 95, 491; monogr.] || In het ondergrondse gedeelte van de mijn de plaats aangeven waar een nieuwe verdieping, steengang, galerij, enz. moet worden aangelegd. [N 95,382; N 95,174; monogr.]
II-5
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
zeven:
zēvǝ (Q003p Genk)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (Q003p Genk),
zeik:
zē.k (Q003p Genk)
|
urine [N 10c (1995)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|