30138 |
vallende tand |
trapsgewijs gemetst:
traps˲gǝwęjs ˲gǝmɛtst (Q003p Genk)
|
k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.]
II-9
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
sjoemelen:
sjoemele (Q003p Genk),
vals spelen:
de speelts vals (Q003p Genk)
|
Foetelen. || oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)] || Vals spelen. || vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
29036 |
valse glans |
blink:
bleŋk (Q003p Genk)
|
Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b]
II-7
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foetelaer (Q003p Genk),
foeteleer (Q003p Genk),
sjoemelaar:
sjoemelaer (Q003p Genk),
valsaard:
valsaard (Q003p Genk)
|
de kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken] [N 112 (2006)] || Foetelaar. || iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] || Valsspeler.
III-3-2
|
29982 |
valsteiger |
onderste stelling:
ǫnǝrstǝ stɛleŋ (Q003p Genk)
|
Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.]
II-9
|
28034 |
van boven naar beneden kool delven |
van boven naar beneden werken:
van bōvǝ na bǝnējǝ werkǝ (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Emma])
|
Doorgaans geeft men de voorkeur aan het werken van onder naar boven in een koollaag, omdat dan o.a. het scheppen van de kolen het gemakkelijkst is. Alleen wanneer men daardoor gunstiger ten opzichte van de splijtvlakken komt te zitten of wanneer de helling van de koollaag groter is dan 25 graden, zal men in dalende richting of van boven naar beneden werken (Driessen pag. 158). Dit gebeurt ook, volgens de informant van Q 113, als de laag zeer dik is. [N 95, 520]
II-5
|
20474 |
van hoge afkomst |
van groot volk:
van grôet volk (Q003p Genk),
van hoge komaf:
van hoege komaaf (Q003p Genk)
|
van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
ontpemen:
ǫntpēmǝ (Q003p Genk)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
rijzelen:
ręi̯zǝlǝ (Q003p Genk),
ruizelen:
ryzǝlǝ (Q003p Genk),
rȳzǝlǝn (Q003p Genk),
røi̯zǝlǝn (Q003p Genk),
ręi.zǝlǝ (Q003p Genk),
ręi̯zǝlǝ (Q003p Genk),
ręi̯zǝlǝn (Q003p Genk)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
22355 |
van zijn plaats rollen |
vortrollen:
e rolt voet van zijn plak (Q003p Genk)
|
van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|