28235 |
vervoergalerij |
costresse:
kǫstrɛs (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Houthalen, Waterschei])
|
Galerij die de voet van de pijler met een dwarsgang of een blinde schacht verbindt. Uit de antwoorden en de opmerkingen van een aantal invullers uit Belgisch Limburg (L 422, Q 3, Q 12) blijkt dat de transportgalerij ook een grondgalerij kan zijn. Het monografisch materiaal uit de studies van Vanwonterghem en Defoin is, ook waar het samenstellingen betreft die eerder duiden op een grondgalerij ("voetbaan", "voetgalerij"), om die reden in dit lemma opgenomen. Zie ook het lemma Grondgalerij. [N 95, 377; monogr.; Vwo 255; Vwo 303; Vwo 305; Vwo 662; Vwo 789; Vwo 829; Vwo 838; Vwo 840]
II-5
|
28237 |
vervoerpand |
transporthéve:
transpǫrthēf (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Emma])
|
Het pand van een pijler of een mijngang waarin het transportmiddel, bijvoorbeeld een schudgoot of een transportband, geplaatst is. Het woordtype "rutschengang" (Q 121) is de benaming voor het gedeelte van de galerij, waar zich de schudgoot bevindt. Ook de opgaven "bakkenpassage" en "passage de bacs" zijn specifiek van toepassing op een pand waarin een schudgoot is geplaatst. [N 95, 380; monogr.; Vwo 81; Vwo 584]
II-5
|
18815 |
verwachting |
hoop:
hoehp (Q003p Genk)
|
hoop, verwachting
III-1-4
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stuəkə (Q003p Genk),
verwarmen:
vərwɛ̄rmə (Q003p Genk)
|
stoken || verwarmen
III-2-1
|
30024 |
verweerde kalk |
kwade kalk:
kōjǝ kalǝk (Q003p Genk)
|
Ongebluste kalk die langdurig aan vochtige lucht werd blootgesteld en daardoor met water en koolzuur is verzadigd. Verweerde kalk blust zeer moeilijk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Kalk blussen'. [N 30, 29b; monogr.]
II-9
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kindje:
bədérvə kinneke (Q003p Genk)
|
bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
28483 |
verzegeld broed |
verzegeld broed:
vǝrzīgǝlt˱ brut (Q003p Genk)
|
Gesloten broed. Het stadium van het broed waarbij de larf volgroeid is. De cel wordt door de werkbijen afgedekt met zegelwas. De larf kan zich gaan verpoppen. [N 63, 25b; N 63, 20a; N 63, 23d; N 63, 23a]
II-6
|
28650 |
verzegelde honing |
gezegelde honing:
gǝzīgǝldǝ huǝneŋ (Q003p Genk)
|
Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.]
II-6
|
28479 |
verzegelen |
verzegelen:
vǝrzīgǝlǝn (Q003p Genk)
|
Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71]
II-6
|
30026 |
verzopen kalk |
vernield:
vǝrnīlt (Q003p Genk)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|