30092 |
voorgevel |
buitenmuur:
bǫwtǝ[muur] (Q003p Genk),
gevel:
gɛ̄vǝl (Q003p Genk)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
29951 |
voorhamer |
zware hamer:
zwūrǝ hǭmǝr (Q003p Genk)
|
Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c]
II-9
|
17747 |
voorhoofd |
gezicht:
de ooren van ze gezicht (Q003p Genk),
voorste van de kop:
de aore van `t veerste van zənə kop (Q003p Genk)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
34101 |
voorklauw |
voorvoet:
vīrvūt (Q003p Genk)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|
33799 |
voorknie |
knie:
knęi̯ (Q003p Genk)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
29032 |
voorkrimpen |
decatiseren:
decatiseren (Q003p Genk)
|
Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a]
II-7
|
28009 |
voorman, ploegbaas |
ploegbaas:
ploegbaas (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Ploegbaas of voorman op een werkpunt. Zie ook het lemma Schudgootbaas. [N 95, 163; monogr.; Vwo 23; Vwo 234]
II-5
|
29072 |
voorpand |
voorste:
vø̄rstǝ (Q003p Genk),
vērstǝ (Q003p Genk)
|
Voorstuk van een jas, vest enz. [N 59, 93]
II-7
|
32643 |
voorschaar |
klein schalmpje:
klē šɛlǝmkǝ (Q003p Genk),
voorschalmpje:
vīǝ.ršɛlǝmkǝ (Q003p Genk)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
25471 |
voorschoot |
vooreind:
vīrex (Q003p Genk)
|
Volgens de informant van L 383 is de voorschoot blauw en volgens die van L 377 wit van kleur. [N 29, 102c; N 29, 102a; N 29, 102e; N 29, 102f; monogr.]
II-1
|