33093 |
waterring van de mijt |
euzeloop:
īǝzǝlō.p (Q003p Genk),
leestlaag:
lē.stlǭ.x (Q003p Genk)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24398 |
waterspin |
waterspin:
wōͅətərspen (Q003p Genk)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25205 |
waterstaart aan een wolk |
watertimp:
woatertómp (Q003p Genk)
|
waterstaart aan wolk
III-4-4
|
27695 |
watertoren |
watertoren:
watertoren (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
[N 95, 20]
II-5
|
22860 |
weddenschap |
weddingschap:
een waĕddingshop (Q003p Genk),
wɛdiŋsjəp (Q003p Genk)
|
weddenschap [RND] || Wedding. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22297 |
wedstrijdduif add. |
veldkets:
veldkets (Q003p Genk)
|
Een slechte reisduif.
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
wedevrouw:
weedevro (Q003p Genk),
weef:
weef (Q003p Genk)
|
weduwe
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
weedeman (Q003p Genk),
wevenaar:
weevenaer (Q003p Genk)
|
weduwnaar
III-2-2
|
25579 |
weegtoestel |
balans:
balans (Q003p Genk)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
33821 |
week in de muil |
zacht in de muil:
zō.xt˱ ęn dǝ mǫu̯l (Q003p Genk)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|