e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zweren, etteren kwaad worden: die wont zal kaot wère (Genk), zweren: zwāēren (Genk) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || zweren, etteren [ZND m] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛrm (Genk), zwɛ̄.rǝm (Genk) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels zwerm: zwērrem (Genk) zwerm [Willems (1885)] III-4-1
zwermcel zwermdop: zwɛrmdop (Genk) Koninginnecel of moerdop die in de zwermtijd wordt bijgebouwd. De zwermcel heeft een dikke, ronde bodem. [N 63, 26c; N 63, 26b; N 63, 24c] II-6
zwermen zwermen: zwɛrmǝn (Genk), zwɛ̄rmǝ (Genk) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwermlustig zwermlustig: zwɛrmlestex (Genk) Zwermlustig, gezegd van een volk dat graag en veel zwermt. [N 63, 39b] II-6
zwermrijp gaat zwermen: geǝt zwermǝ (Genk) Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b] II-6
zwiepingen planken: plɛŋk (Genk) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijmelen sukkelkloot: segǝlklut (Genk) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwoegen belsen: bèlse (Genk, ... ), belsteren: bèlstere (Genk), bruken: briehke (Genk), charger (fr.): sjèrge (Genk), forken: forke (Genk), forkse (Genk), moren: moore (Genk), travakken: trafikke (Genk), zich afmoren: wederkerig ww.  oafmoore (Genk) hard werken || hard zwoegen || overdreven hard werken, zich afsloven || zeer hard werken || zich uitsloven || zwaar werken || zwoegen, zwaar werken III-1-4