18114 |
brandblaar |
brandblaar:
brandblo.ər (Q003p Genk),
brandbloor (Q003p Genk)
|
een brandblaar [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
19860 |
branden |
branden:
branə (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
branden [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
20562 |
brandewijn |
brandewijn:
brannewijn (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
brandewijn || sterke drank
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
knabben:
knab (Q003p Genk),
meterhout:
mētərhōt (Q003p Genk),
meͅtərhōͅt (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
stoofknabben:
stoofknabe (Q003p Genk),
stookhout:
stookhout (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
vinkelhout:
feŋkəlhōt (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
feŋkəlhoͅu̯t (Q003p Genk),
finkelhoot (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
veŋkəlhōt (Q003p Genk),
vinkenhoot (Q003p Genk),
vinkəlho:t (Q003p Genk),
vinkenhout:
veŋkənhōͅt (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
[Lk 02 (1953)] [ZND 01 (1922)] [ZND 22 (1936)] [ZND 48 (1954)]brandhout [ZND 01 (1922)] || Brandhout voor de kachel [ZND 48 (1954)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] || hout van begrensde dikte, van één meter lang en per stère verkocht || snipperhout (brandhout) || stuk stoofhout || tot brandhout gekapt hout
I-7, III-2-1
|
33346 |
brandmuur tussen woonhuis en stal |
scheidingsmuur:
šęi̯iŋsmūr (Q003p Genk)
|
De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b]
I-6
|
24875 |
brandnetel |
netel:
niehtel (Q003p Genk),
nītel (Q003p Genk),
nītǝl (Q003p Genk)
|
(brand)netel [ZND 01 (1922)] || netel || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5, III-4-3
|
33983 |
brede buikriem |
onderhulp:
ǫnǝrhęlp (Q003p Genk)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33692 |
brede landweg |
dreef:
drēf (Q003p Genk),
dreeft:
dreft (Q003p Genk)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
34080 |
brede tanden |
brede tanden:
brē tān (Q003p Genk)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
brē.dǫrsǝr (Q003p Genk)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|