18786 |
breien |
strikken:
koose strikke (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
strikijzer:
strikijzers (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
33710 |
breken van leem- of koffiebanken |
(de) korst breken:
kǫrst brē̜kǝ (Q003p Genk),
omgooien:
emgujǝ (Q003p Genk)
|
Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b]
I-8
|
24475 |
brem |
brem:
bre.m (Q003p Genk),
brim (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
-
brem (Q003p Genk)
|
brem [DC 47 (1972)] || brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
24563 |
bremraap |
bremappel:
brimappel (Q003p Genk)
|
bremraap, woekerplant op brm
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
braĕngen (Q003p Genk)
|
brengen [ZND m]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretel (Q003p Genk),
help:
helpen (Q003p Genk),
hèlpe (Q003p Genk)
|
bretellen || de bretels [N 59 (1973)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brīək (Q003p Genk),
brëëk (Q003p Genk)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
28076 |
breuklijn |
cassure:
cassure (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5
|
28075 |
breukpand |
oude héve:
ǫwdǝ hēf (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
stape:
stap (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Het pand waar de ondersteuning wordt geroofd met als doel het dak te laten instorten. De invuller uit Q 21 merkt over de opgaven "roofpand" en "vulling" het volgende op: voordat de nachtdienst de transportmiddelen, de lucht- en waterleidingen en de verlichting verplaatst had naar het nieuwe pand en het oude pand had geroofd, sprak men van het "roofpand", dit in tegenstelling tot het nieuwe pand dat het "koolpand" werd genoemd. Als de dagdienst begon, gebruikte men de term "roofpand" niet meer maar werd over de "vulling" gesproken. [N 95A, 14; monogr.; Vwo 198; Vwo 730]
II-5
|