e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dennenwortel hartwortel: hartwoͅrtəl (Genk) penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3
derdeling derling: dɛrleŋ (Genk), dɛ̄.rleŋ (Genk) Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.] II-6
deugniet deugeniet: deegeniet (Genk), deugeniet (Genk), ook materiaal znd 23,4  deegeniet (Genk), dievenkerskruid: dievenkerskroud (Genk), gaillard (fr.): Fr. gaillard  galjaar (Genk), kapoen: Kapoen (Genk), kwaad kind: kaoi kind (Genk), ondeugd: ondeegd (Genk), ondeugend kind: ondeegend kent (Genk), ondiegent kind (Genk), (Fr. long)  ondə:gənd kEnd (Genk), ondeugend wicht: ondienig wicht (Genk), onnut: oneͅt (Genk), onnēt (Genk), onnutterik: onnètterik (Genk), onətərEk (Genk), onnuttig jong: onuttig junk (Genk), prengel: ¯ne jònge prengel  prengel (Genk), vlegel: vliehgel (Genk) deugniet [ZND 01 (1922)] || deugniet, vlegel || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)] || vlegel, deugniet III-1-4
deuk in een hoed bluts: een blets (Genk), deuk: nen doeëk (Genk), nuts: een nets (Genk), een nu(n)ts (Genk), vouw: vā (Genk) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] || een deuk [ZND 33 (1940)] III-1-3
deur deur: dīǝr (Genk) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurkruk, deurklink deurklink: dīrklęŋk (Genk), klink: kle.ŋk (Genk), klęŋk (Genk) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deurtje in een poortvleugel schuurdeurtje: širdīǝ.rkǝ (Genk), schuurvenster: šīrvenstǝr (Genk) Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6
deurwaarder huissier (fr.): hohsier (Genk), uissier (Genk) deurwaarder [ZND 33 (1940)] III-3-1
diabolo diabolo: diabolo (Genk) Lievelingsspel 4. [SND (2006)] III-3-2
diarree (de/het) schijt hebben: dǝ šęi̯t hɛmǝ (Genk), afgang: oafgang (Genk) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)] I-11, III-1-2