27969 |
dichtgroeien |
langzaam toepressen:
langzaam toepressen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gezegd van een mijngang die door de druk op het gesteente langzaam wordt toegedrukt. [N 95, 385; N 95, 386; monogr.]
II-5
|
28552 |
dichtmaken van de woning |
toestoppen:
tǫwstopǝn (Q003p Genk)
|
Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142]
II-6
|
21310 |
dief |
schelm:
šeͅlm (Q003p Genk)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dip (Q003p Genk)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
27746 |
diep boren |
verkenningsboren:
verkenningsboren (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Willem-Sophia])
|
Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167]
II-5
|
19087 |
diepzinnig |
diepzinnig:
diepzinnig (Q003p Genk)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
beest:
biehst (Q003p Genk),
biĕst (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
biest (Q003p Genk),
biəs (Q003p Genk),
bīēst (Q003p Genk),
ook in ZND 23, 009
biest (Q003p Genk)
|
beest [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || dier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bil:
bil (Q003p Genk),
dik van het been:
dik van t been (Q003p Genk)
|
Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
dęi̯k (Q003p Genk),
een smalle weg die tussen de struiken over de brug van een beek loopt
dijk (Q003p Genk),
opgehoopte aarde
dijk (Q003p Genk)
|
dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34]
I-8, III-3-1
|
20714 |
dikke boterham |
paardssnee:
pèèrssnee (Q003p Genk),
cfr. passevang
pèèrdssnee (Q003p Genk),
passavant:
passevang (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
dikke boterham || dikke snede brood || dikke snede roggebrood
III-2-3
|