29953 |
dubbele pik |
dobbele pioche:
dobǝlǝ pījos (Q003p Genk)
|
Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.]
II-9
|
28383 |
dubbelkettingtransporteur |
pantser:
pansǝr (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder])
|
Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583]
II-5
|
33192 |
dubbelschaar van de aanaardploeg |
schalm:
šalm (Q003p Genk)
|
Zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 83b; monogr.; add. uit N 12, 25]
I-5
|
26618 |
duf worden |
verdoffen:
vǝrdofǝ (Q003p Genk),
vǝrdufǝ (Q003p Genk)
|
Duf worden, gezegd van meel. [JG, 1a]
II-3
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
dauev (Q003p Genk),
dauvə hagə ... (Q003p Genk),
douf (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
doͅuf (Q003p Genk),
en daoef (Q003p Genk)
|
duif [GTRP (1980-1995)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Duif. [Goossens 1a (1955)], [Willems (1885)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
dōūeuv (Q003p Genk)
|
duif [Willems (1885)]
III-4-1
|
24140 |
duif, overige soorten |
veldkets:
reisduif, slechte soort
veldkets (Q003p Genk)
|
postduif
III-4-1
|
22787 |
duiken |
duikelen:
duikelen (Q003p Genk),
duiken:
ui als zonder i
onder waoter duiken (Q003p Genk),
onder wetter duiken (Q003p Genk),
plongeren (<fr.):
plongeren (Q003p Genk),
plonzjeere (Q003p Genk)
|
Duiken; plonger (Fr.). || In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
17666 |
duim |
duim:
doͅum (Q003p Genk),
scharnier:
šárnī.r (Q003p Genk)
|
duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9, III-1-1
|
23225 |
duivel |
duivel:
dīvel (Q003p Genk)
|
De duivel (volksnamen). [ZND 01u (1924)]
III-3-3
|