e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(blijven) plakken (blijven) plakken: plakken (Gennep) lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)] III-3-1
(geen) waarde (geen) waarde: da(t) hèt gèn wêrde (Gennep) waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)] III-3-1
(kleine) zelfstandige zakenmens: kleine zaake meens (Gennep) Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
(knipmuts) knipmuts: knipmuts (Gennep) knipmuts, kanten hoofddeksel III-1-3
(met) het hoofd stoten stoten: stote (Gennep, ... ) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(zich) bukken krom gaan staan: krom goan staon (Gennep) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
21-jan fakkeloptocht: fakəloptoͅxt (Gennep) 21 januari. [N 88 (1982)] III-3-2
[falie] falie: fâllie (Gennep), zeer kort uitgesproken  faallie (Gennep) falie [SGV (1914)] || omslagdoek, falie III-1-3
aaks aaks: aks (Gennep) Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.] II-12
aalbes, struik bes: bèès (Gennep) bessenstruik I-7