24149 |
fuut |
fuut:
fuut (L164p Gennep),
poepeendje:
poepé.ndje (L164p Gennep)
|
fuut || fuut (vogel) [SGV (1914)]
III-4-1
|
17807 |
gaan |
gaan:
goan (L164p Gennep)
|
gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
gaan liggen:
gaon liggə (L164p Gennep)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (L164p Gennep),
gaor (L164p Gennep),
kletserig:
als bedoeld wordt te gaar
klètserig (L164p Gennep)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] || moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29558 |
gaarstoken |
gaarstoken:
gǭrstǫkǝ (L164p Gennep)
|
De te bakken voorwerpen in een pottenbakkersoven stoken tot ze de juiste temperatuur hebben bereikt. Wanneer de potten slechts eenmaal gebakken worden dient een temperatuur van ongeveer 950o bereikt te worden. Bij geglazuurde waar kan ook tweemaal gebakken worden; de gaarheid kan dan bij het in de eerste bakperiode nog ongeglazuurde goed reeds bij 500 tot 600o bereikt worden. In L 163 werd de van gaten voorziene muur vóór de schoorsteen met kleislib dichtgegooid en het stookgat afgesloten en afgesmeerd wanneer de oven gaar was. [N 49, 87; monogr.]
II-8
|
26331 |
gaffels |
gaffels:
gafǝls (L164p Gennep)
|
De ijzeren of houten haken op het gaffelwiel waartussen de gaffelreep loopt. [N O, 25o]
II-3
|
26327 |
gaffelwiel, gaffelrad |
gaffelrad:
gaffelrad (L164p Gennep)
|
Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l]
II-3
|
21314 |
galgenaas |
schindaas (du.):
schinoas (L164p Gennep)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-3-1
|
32673 |
galgpalen |
scheien:
sxęi̯ǝ (L164p Gennep)
|
Op het asblok van de oude houten karploeg stonden twee vertikale latten of staven die van een rij gaten voorzien waren. De ploegboomdrager werd langs deze latten op de gewenste hoogte geschoven en op elk van beide met een pin vastgezet. De termen pinnenlat en verstellat lijken betrekking te hebben op één van de beide palen. Sommige andere benoemen wel het mede door deze latten gevormd raamwerk in zijn geheel. [N 11, 31.II.g; N 11A, 97g.]
I-1
|
24650 |
galnoot |
zeikappel:
WLD
zeik-àppel (L164p Gennep)
|
De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|