19237 |
goed opschieten met zijn werk |
goed opschieten:
goed ópschīētə (L164p Gennep)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34120 |
goede vleeskoe |
klassige koe:
klasegǝ kuu̯ (L164p Gennep)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
afwerpen:
afwerpen (L164p Gennep)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
goeikoop (L164p Gennep)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
22657 |
goedkoopste rang in een schouwburg |
engelenbak:
eͅŋələbak (L164p Gennep),
olienootjesrang:
oͅlinøͅtjəsraŋ (L164p Gennep)
|
De goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18954 |
goedzak |
dulpes:
Diejen dölpes stó.nd vör iedereen klaor
dölpes (L164p Gennep),
goede kloot:
goeiə kloot (L164p Gennep),
goede sul:
goeje sŭl(?) (L164p Gennep)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] || goedzak [SGV (1914)]
III-1-4
|
24958 |
golf |
golf:
gólf (L164p Gennep)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24959 |
golven ww. |
golven:
gólvə (L164p Gennep)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20552 |
gombal |
katje:
alleen bekend in katjesvorm(poes)
kètjə (L164p Gennep)
|
siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17903 |
gooien |
smijten:
smiete (L164p Gennep)
|
werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|